Maandag 29/1 OV

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Maandag 29/1 OV

Wat is dit?

1. De conducteur
2. De bestuurder
3. De bushalte
4. De spits

De conducteur

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat is de spits?

1. Het drukste moment in het OV.
2. Wanneer het rustig is in de trein.
3. Wanneer er geen bussen rijden.
4. Wanneer er geen treinen rijden.

Wat is de spits?

Hoe noem je het als in de bus/trein zit zonder te betalen?

1. Blauw rijden
2. De boete
3. Zwart rijden
4. Rood rijden

De dienstregeling

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat doet de man?

Maak een zin met: de bushalte

Instappen / Uitstappen

Ik stap in                                        

Hij/zij/jij stapt in                         

wij/jullie stappen in

Ik stap uit

Hij/zij/jij stapt uit

wij/jullie stappen uit

                 

-> Ik stap in de bus.

-> Hij stapt in de trein.

-> Wij stappen in de auto.

-> Ik stap in de bus.

-> Hij stapt in de trein.

-> Wij stappen in de auto.

Schrijf deze woorden in je schrift

Morgen doen wij een dictee met alle woorden over het OV.

De vertraging = Wanneer de bus of de trein te laat komt

De file = lange rij van auto's die stilstaan of heel langzaam rijden

Het rijbewijs =  officieel papier waar op staat dat je een auto mag besturen

Opdrachten maken

Maak de opdrachten op het werkblad.