Lesson 1: Reading opdr. 9 t/m 12

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Engels Hoofdstuk: 5 FOOD
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Lesdoel (+ minicheck)
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Neem het boek van Engels voor je.
Laat het nog even dicht!

Take your English book, don't open it!

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Zelfstandig leren

- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Bijvoorbeeld: geef antwoord in een zin van minimaal 5 woorden.

Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen. 

Anouk 

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Bas, Niels, Shurvin, Dennis, Zouhir, Ryan, Ihabe, Amber, Shaqell, Jermaine, Noah

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, aan de groepstafel komen zitten. 

Ties, Jara

3. Lesdoel

Aan het einde van de les:

- kun je grammar: wel doen/niet doen toepassen. 

- kun je de present simple toepassen in bevestigende zinnen. 

- kun je de present simple toepassen in ontkennende zinnen.

Verdiept arrangement

Anouk;

Lees zelfstandig door:

- Blz. 55 t/m 58, 

- Opdr. 9 t/m 12 (12 alleen A + B). 

Minicheck

Quiz mee!

Heb je alle 3 de vragen goed? 

Dan mag je daarna zelfstandig aan de slag. 

Niet alle 3 de vragen goed? 

Niet erg! Doe mee met de instructie. 

Wel doen / Niet doen!
Maak onderstaande zin ontkennend:
Say a word.

Noteer de juiste vorm van het werkwoord in de Present simple
He ..... (call)

Maak de zin ontkennend met de juiste vorm van de present simple;
He .......... know all my friends

Verdiept arrangement

Anouk:  Lees blz. 55 t/m 59, maak opdr. 9 t/m 12 (12 alleen A+B). 

3 vragen goed?  Ga zelfstandig aan de slag.

Lees blz. 55 t/m 59, maak opdr. 9 t/m 12 (12 alleen A+B). 

De rest doet mee met de instructie!

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia's. 

SHIT!

I drink

You drink

He drinks
She drinks

It drinks

We drink

They drink

You drink

My brother drinks coffee.

He drinks coffee.

Als je het hebt over gewoontes...

Every day I drink coffee in the morning.

Every day you drink coffee in the morning.

Every day she/he/it drinks coffee in the morning.

Every day we drink coffee in the morning.

Every day they drink coffee in the morning.

Every day you drink coffee in the morning.

Present simple: BEVESTIGEND (+)

Every day I drink coffee.

Every day you drink coffee.

Every day she/he/it drinks coffee. --> HE/SHE/IT = ww +s

Every day we drink coffee.

Every day they drink coffee.

Every day you drink coffee.

Present simple: ONTKENNEND (-)

Every day I don't drink coffee.

Every day you don't drink coffee.

Every day she/he/it doesn't drink coffee --> HE/SHE/IT = doesn't

Every day we don't drink coffee.

Every day they don't drink coffee.

Every day you don't drink coffee.

Present simple bevestigend (+):
We often ........... (talk) about or holiday.

Present simple ontkennend (-):
It ....... (start) in 10 minutes.

Present simple bevestigend (+):
I never ....... (wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Present simple ontkennend (-)
I ....... (wear) this dress to school.

1. don't wear
2. doesn't wear

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Les 5.1, 

1. lees blz. 55 t/m 59, 

2. maak opdr. 9 t/m 12. 

Wie heeft nog extra instructie / leeshulp nodig (intensief)?

Jara + Ties, kom aan de instructietafel zitten. 

6. Zelfstandig werken

Je leest + maakt zelfstandig/in tweetallen: les 5.1, blz. 55 t/m 59 

V: opdr. 9 t/m 12 (12 alleen A+B) --> Anouk.

I: opdr. 9 t/m 11  --> Ties + Jara (klaar = words oefenen in WRTS)

B: opdr. 9 t/m 12 (12 alleen A+B) --> rest van de klas.

Ben je klaar?

1. Kijk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.

2. Huiswerk ander vak afmaken. 

3. Lezen/tekenen/Smartgame. 

7. Evaluatie

- zelfstandig leren; 

werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Quiz mee voor de afsluiting van de les. 

Present simple +
They ...... (visit) us every summer.

1. visit
2. visits

Present simple (-)
He ..... (call)

1. don't call
2. doesn't call

Present simple (+):
He ..... (call) his friends.

1. call
2. calls

Present simple (-):
I ..... learn for my test.

1. don't
2. doesn't

Hoe zeg je in het Engels:
Niet rennen!

Wat is het werkwoord in de zin:
Keep quiet!

Afsluiting

- Ruim je Engels boek op. 

Volgende lesuur: ..........