Nederlands Begrijpend lezen Les 3: Jaar 2 P2 2023-2024
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands Begrijpend lezen Les 3: Jaar 2 P2 2023-2024
Slide 1 - Slide
Je weet nu...
... welke 6 tekstdoelen en tekstsoorten we kennen. ... welke 3 soorten publiek we kennen. ... welke 2 functies de ‘rest’ van een alinea kan hebben.
In de vorige les heb je geleerd.....
... welke 5 tekstdoelen en tekstsoorten we hebben. ... welke 3 soorten publiek we kunnen onderscheiden. ... welke 2 functies de ‘rest’ van een alinea kan hebben.
Slide 2 - Slide
In deze les gaan we...
… de stof nog een keer herhalen . … gaan we nog een keer oefenen.
Slide 3 - Slide
Welke tekstdoelen ken je?
A
informeren, amuseren en overhalen
B
informeren, amuseren, overhalen, uitleggen, activeren en betogen
C
informeren, amuseren, overtuigen, opiniëren en activeren
D
ik ken geen tekstdoelen
Slide 4 - Quiz
Kan reclame meerdere tekstdoelen hebben?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quiz
Bij het tekstdoel 'informeren' wil de schrijver:
A
de lezer aansporen iets te gaan doen
B
de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
C
iets nieuws vertellen
Slide 6 - Quiz
Een reclamefolder is een voorbeeld van:
A
een informerende tekst
B
aansporende tekst
C
amuserende tekst
Slide 7 - Quiz
Een betoog is een overtuigende tekst. Wat wil de schrijver ermee bereiken?
A
Het publiek laten nadenken over een onderwerp.
B
Het publiek een mening laten overnemen.
Slide 8 - Quiz
Ik kan de verschillende tekstsoorten herkennen.
A
Goed
B
Een beetje
C
Nog niet
Slide 9 - Quiz
Tekstsoorten
Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren
Slide 10 - Quiz
1. Voor welk soort publiek schrijf je een krantenartikel?
A
breed publiek
B
gespecialiseerd publiek
C
klein publiek / een groep / persoon
D
internationaal publiek
Slide 11 - Quiz
Een schrijver die een artikel schrijft over violen in een tijdschrift voor muziekliefhebbers, schrijft voor een:
A
breed publiek
B
kleiner publiek
C
persoon of kleine groep personen
Slide 12 - Quiz
Aan de slag!
Ga naar het boek Op Niveau blok 1: Lezen (blz. 44)
Lees tekst 6 'De voor- en nadelen van linkshandigheid' grondig
Maak slide 14 t/m 19
Slide 13 - Slide
Op welke manier(en) trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
het onderwerp aankondigen
B
een kort , grappig of bijzonder verhaaltje te vertellen (anekdote)
C
één of meer vragen stellen
D
de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
Slide 14 - Quiz
Wat is de functie van de titel?
Slide 15 - Open question
Schrijf een andere, passende titel op die de lezer nieuwsgierig maakt.
Slide 16 - Open question
Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
Door een korte samenvatting te geven
B
Door een een conclusie te geven
C
Door een advies te geven
Slide 17 - Quiz
Wat is het belangrijkste tekstdoel?
Slide 18 - Open question
Welk publiek zal met name geïnteresseerd zij n in tekst 6? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open question
Lees nu tekst 7 'Groningse mythbusters onthullen ware aard linkshandigen' oriënterend (blz 46)
Maak slide 21 t/m 27
Slide 20 - Slide
Wat is volgens jou het onderwerp?
Slide 21 - Open question
Lees de tekst grondig.
Op welke manier(en) trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
het onderwerp aankondigen
B
een kort , grappig of bijzonder verhaaltje te vertellen (anekdote)
C
één of meer vragen stellen
D
de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
Slide 22 - Quiz
Is de eerste of de laatste zin van alinea 5 de kernzin? Leg je antwoord uit.
Slide 23 - Open question
'Stel dat je in het jagersverzamelaarstijdperk je arm brak. Dan was je voor jagen en veiligheid aangewezen op die minder goed functionerende hand: (r. 39-40) Zijn deze zinnen voorbeeld of toelichting?
Slide 24 - Open question
Vind je het tussenkopje van alinea 5 een passend tussenkopje? Licht je antwoord toe.
Slide 25 - Open question
Schrijf een andere vraag op die je als tussenkopje kunt gebruiken.
Slide 26 - Open question
a Wat is de functie van de titel? b Past de titel bij de belangrijkste inhoud van de tekst?