kruidnotenpoker H3 en H9 mavo 1

kruidnotenpoker H3 en H9
1 / 28
next
Slide 1: Slide
wiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

kruidnotenpoker H3 en H9

Slide 1 - Slide

werkwijze
  • Per tweetal krijg je 6 kruidnoten
  • Je ziet een opdracht op het bord
  • Je schat samen in hoe goed je de opdracht zal gaan maken
  • Je zet kruidnoten in, het aantal dat je inzet schrijf je linksonder op je bordje
  • Je maakt de opdracht en schrijft het antwoord op je wisbordje
  • Bij 3 houd je je wisbordje omhoog
  • Je kijkt de opdracht na
  • Alles goed? Jouw inzet wordt verdubbeld. Fout? Jouw inzet is weg

Slide 2 - Slide

vraag 1
Wat zijn de coördinaten van het punt F, G en K?

Slide 3 - Slide

vraag 1
F (2,0) 
G (-2,-1) 
K (1,5;1)

Slide 4 - Slide

vraag 2
Teken de punten E(-1, 0), F(−3, 0), G(−2; −1 ,5) en H(−2, −4).
Verbind E met F.
Punt M ligt midden tussen E en F.
Wat zijn de coördinaten van M?


Slide 5 - Slide

vraag 2
M (-2,0)

Slide 6 - Slide

vraag 3
a 4 · −6
b −5 · −7
c −33 : 11
d −120 : −40



Slide 7 - Slide

vraag 3
a 4 · −6 = -24
b −5 · −7 = 35
c −33 : 11 = -3
d −120 : −40 = 3



Slide 8 - Slide

vraag 4
 Hanneke gaat klussen. Ze huurt daarom een zaagtafel.
  Daarbij hoort de woordformule
  bedrag in euro’s = 28 x aantal dagen + 7,50
a Hanneke huurt de zaagtafel 9 dagen.
   Hoeveel moet zij betalen?
b Het bedrag bestaat uit een bedrag per dag en administratiekosten. Hoeveel is het bedrag per dag?
c Hoeveel zijn de administratiekosten?

Slide 9 - Slide

vraag 4
 Hanneke gaat klussen. Ze huurt daarom een zaagtafel.
  Daarbij hoort de woordformule
  bedrag in euro’s = 28 x aantal dagen + 7,50
a Hanneke huurt de zaagtafel 9 dagen.
   Hoeveel moet zij betalen? 252 + 7,50 = 259,50 euro
b Het bedrag bestaat uit een bedrag per dag en administratiekosten. Hoeveel is het bedrag per dag? 28 euro
c Hoeveel zijn de administratiekosten? 7,50 euro

Slide 10 - Slide

vraag 5
  Gegeven is p = −5.
  Bereken.
a −25 + 5p
b (16 – 2p) : −2

Slide 11 - Slide

vraag 5
  Gegeven is p = −5.
  Bereken.
a −25 + 5p = -25 + -25 = -25 - 25 = -50
b (16 – 2p) : −2 = (16 - 2 x -5) : -2 = (16 - - 10) : -2 = (16 + 10) : -2 = 26: -2 = -13

Slide 12 - Slide

vraag 6
a Wat is de regelmaat in de tabel?
b Vul de tabel verder in

Slide 13 - Slide

vraag 6
a Wat is de regelmaat in de tabel? + 3,10
b Vul de tabel verder in
8,70 - 11,80 - 14,90 - 18

Slide 14 - Slide

vraag 7

Slide 15 - Slide

antwoord op vraag 7

Slide 16 - Open question

vraag 8

Slide 17 - Slide

vraag 7

Slide 18 - Slide

vraag 8
a 2,50
b 3,25

Slide 19 - Slide

vraag 9

Slide 20 - Slide

vraag 9
a 19 euro
b 24,25 euro

Slide 21 - Slide

vraag 10

Slide 22 - Slide

vraag 10

Slide 23 - Slide

vraag 10
a tegoed = 25 - 0,07n (n= prijs per nummer)
b 25 - 0,07 x 50 = 21,50 euro
c tegoed = 21,50 - 0,05n (n= prijs per nummer)

Slide 24 - Slide

vraag 11
schrijf de formule op die bij de grafiek hoort

Slide 25 - Slide

vraag 11
inhoud in ml = 2500 - 80t 
(t = tijd in minuten)

Slide 26 - Slide

vraag 12
Schrijf de formule op die bij de tabel hoort.

Slide 27 - Slide

vraag 12
korting in procenten = 10 + 3t 
(t = tijd in dagen)

Slide 28 - Slide