De weg vragen en aanwijzingen geven

Spaanse les


Beginners
Keuzedeelvak
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Spaanse les


Beginners
Keuzedeelvak

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?
Maak de quizizz.

Slide 2 - Slide

Tema: De weg vragen en aanwijzingen geven
Doel: Na deze les kun je in het Spaans de weg vragen en aanwijzingen geven.

Slide 3 - Slide

Hoe vraag je naar de weg in het Nederlands?
Denk je dat het anders is in het Spaans?
Welke woorden ken je al in het Spaans?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Vocabulario
Derecha             Izquierda            Todo recto        Al final de la calle


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

1.. Delante de 
2. Entre el
3. Detrás de
4. A la izquierda
5. En el 
6. debajo de
7. Encima de
8. Al lado de
Plaatsbepalingen

Slide 8 - Slide

¿Dónde está la chica?
La chica está _________
Vocabulario
Casa: huis
Ventana: raam
Puerta: deur

Slide 9 - Slide

Kijk naar de afbeelding en kies het juiste antwoord.
A
Izquierda
B
Derecha
C
Todo recto
D
Al final de la calle

Slide 10 - Quiz

Kijk naar de afbeelding en kies het juiste antwoord.
A
Derecha
B
Izquierda
C
Todo recto
D
Aan het eind van de straat

Slide 11 - Quiz

Kijk naar de afbeelding en kies het juiste antwoord.
A
Derecha
B
Al final de la calle
C
Todo recto
D
Izquierda

Slide 12 - Quiz

Kijk naar de afbeelding en kies het juiste antwoord.
A
Derecha
B
Izquierda
C
Todo recto
D
Al final de la calle

Slide 13 - Quiz

El  museo                   el restaurante            el parque
La estación de tren  la estación de bus       la parada de bus

Slide 14 - Slide

El museo

El restaurante
El parque
La estación de tren

Slide 15 - Drag question

¿Dónde está ___________?                       
¿Cómo puedo llegar a ___________?   
1                                 2                                 3



4                                5                                 6
Let op!
a + el: al

Slide 16 - Slide

Rollenspel in duo's: De weg vragen
1: Vorm tweetallen: toerist en lokale inwoner.
2: Gebruik voorbeeldzinnen zoals:
 3: Voer het gesprek en wissel daarna van rol.


Student A: Toerista (turist)

1. ¿Dónde está el museo?
Waar is het museum?

2. ¿Cómo puedo llegar a la estación de tren
Hoe kom ik bij het trein station?
Student B: residente (Inwoner)

1. Sigue todo recto y gira a la derecha (Ga rechtdoor en sla rechtsaf.)

2. Al final de la calle está la estación a la derecha (Aan het einde van de straat aan de rechte kant is het park.)

Slide 17 - Slide

4. Luisteroefening: Route tekenen
 1: Luister naar een geluidsfragment met route-instructies.
2: Teken de route op een blanco stadskaart.
3: Vergelijk jouw route met die van een klasgenoot.

Slide 18 - Slide

     5 . Schriftelijke opdracht 
1: Schrijf een korte routebeschrijving naar een bekende locatie.
2: Gebruik minimaal drie richtingen en twee locaties.
3: Bespreek jouw route in kleine groepjes.

Slide 19 - Slide

De weg naar het museum vragen


A: Toerista (toerist)


1. Hola, ¿dónde está el museo?


2. Muchas gracias, hasta luego.

 

B: Residente (Inwoner)


1. Sigue todo recto y gira a la izquierda. Está al final de la calle.

2. De nada, adiós.

Slide 20 - Slide

De weg naar het park vragen
A: Toerista (toerist)


1. Perdón ¿Cómo puedo llegar al parque?


2. Muchas gracias, hasta luego.

 

B: Residente (Inwoner)


1. Sigue todo recto y después gira a la derecha. El parque está cerca de la estación..

2. De nada, adiós.

Slide 21 - Slide

De weg naar het restaurant vragen
A: Toerista (toerist)


1. Hola, ¿dónde está el restaurante más cercano?

2. Muchas gracias, hasta luego.

 

B: Residente (Inwoner)


1. Está en la esquina. Sigue todo recto y gira a la derecha.

2. De nada, adiós.

Slide 22 - Slide

¿Dónde está mi casa?
La estación de tren
La plaza
La biblioteca
La panadería
La piscina
El colegio
La farmacia
El hospital
El cine
La playa

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Gramatica
¿Dónde está ________?
El museo
El restaurante
El parque
La estación
Estar- zijn
(Yo)                    estoy
(Tú)                    estas
(Él/ella/Usted) está
(Nosotros/as)  estamos
(Vosotros/as)   estáis
(Ustedes)         estan

Slide 25 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?


https://quizizz.com/join?gc=05220452

Maak de quizizz.

Slide 26 - Slide