H3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld?

H3 'Wat mag wel en wat mag niet'


cursus 3.3 'Hoe zijn rechten en plichten geregeld?'


Tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties (1600-1700)

1 / 28
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 'Wat mag wel en wat mag niet'


cursus 3.3 'Hoe zijn rechten en plichten geregeld?'


Tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties (1600-1700)

Slide 1 - Slide

Planning

  • herhaling 3.2
  • planning 
  • Instructie / zelfstandig werken
  • Aan de slag
  • opdrachten bespreken


Slide 2 - Slide

Herhaling lesdoelen 3.2

Slide 3 - Slide

Wat gebeurde er op 14 juli 1789?
A
Franse Revolutie: opstand tegen de Franse koning
B
Bataafse Revolutie: opstand tegen de stadhouder en de regenten.
C
Koning Lodewijk XVI wordt koning van Nederland
D
Napoleon wordt keizer van Frankrijk.

Slide 4 - Quiz

Waarom kwamen de burgers in opstand tegen de Franse koning?

Slide 5 - Open question

Wat betekent patriotten?
A
Revolutie in Nederland waarbij de patriotten aan de macht kwamen.
B
In je eentje alles zelf belsissen.
C
Alle volksvertegenwoordigers
D
Groep Nederlanders die meer macht voor het volk wilde

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurde er in 1795
A
Franse Revolutie: opstand tegen de Franse koning.
B
Koning Willem I wordt de eerste koning van Nederland.
C
Bataafse Revolutie: opstand in NL waarbij de patriotten aan de macht kwamen.
D
Er kwam een rechtsstaat.

Slide 7 - Quiz

1814

Slide 8 - Slide

  • Grondrechten zijn ook wel  de rechten die je hebt als burger 

Slide 9 - Slide

Rechtsstaat 
Rechtsstaat:  een staat waar iedereen zich aan de wet moet houden.

Grondrechten: in de grondwet staan belangrijke rechten en vrijheden van burgers beschreven.

Slide 10 - Slide

De eerste grondwet 1798
  • Door de grondwet werd nederland een rechtsstaat
  • De macht werd gescheiden 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Koning willem 1
  • 1814  Napoleon Bonaparte verslagen
  • Koning Willem 1 (zoon van stadshouder willem V) werd staatshoofd. Eerste koning  maar werd ook regeringsleider. 
  • Willem 1 mocht kiezen wie er in de volksvertegenwoordiging kwam (het parlement)

Slide 13 - Slide

Ministers en regeringsleider
Minister: 
Iemand die het land bestuurd, en lid is van de regering

Regeringsleider:
Het hoofd van alle ministers


Slide 14 - Slide

Bataafse revolutie

Gelijkheid, Vrijheid en 
meebeslissen over wetten en regels 

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maken:
  • Cursus 3.3 blz. 104 t/m 106 opdr. 1 t/m 7

Slide 16 - Slide

Evaluatie Lesdoelen 3.3
  • Je kunt uitleggen wat het begrip grondwet betekend.


  • Je kunt uitleggen wat het begrip rechtsstaat betekend.

 

  • Je kunt uitleggen wat er in 1848 in Nederland gebeurde.

       Gebruik de woorden: Koning Willem II, democratische revoluties, parlementaire democratie.


  • Je kunt in eigen woorden uitleggen wat er in artikel 1 van de grondwet staat. (blz. 104 bron 8)

Slide 17 - Slide

H3 'Wat mag wel en wat mag niet'


cursus 3.3 'Hoe zijn rechten en plichten geregeld?'


Tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties (1600-1700)

Slide 18 - Slide

Planning

  • herhaling vorige les (opdrachten bespreken)
  • Planning 
  • Instructie / zelfstandig werken
  • Aan de slag
  • opdrachten bespreken


Slide 19 - Slide

1814

Slide 20 - Slide

In de jaren 1815-1919 werd Nederland geleidelijk een democratie.

Tot 1848 had de koning ontzettend veel macht. Hij hoefde weinig rekening te houden met het parlement.
Na de volksopstand in Parijs vroeg koning Willem II Thorbecke een nieuwe grondwet te schrijven.


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Weer en nieuwe koning en grondwet

1840 treed koning Willem 1  af
Koning Willem 2   werd staatshoofd en regeringsleider. 
Wilt net als zijn vader alle macht houden
1848 braken er demovratische revoluties
De Nederlandse Koning  werd bang om afgezet te worden

Slide 23 - Slide

Besluit om de burgers meer te zeggen zouden krijgen. 
De koning besloot om de inwoners te laten kiezen wie er in het parlement komt. 
Dat recht werd vastgesteld in de GRONDWET
Door deze recht kreeg het volk de meeste macht
Koning is niet meer de leider van de regering
Parlementaire democratie

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Blz 106 t/m  108
opdracht 8 t/m 12


Slide 25 - Slide


PRINSJESDAG

Slide 26 - Slide

Prinsjesdag
Prinsjes dag is op de derde disndag in september
De troondrede wordt voorgelezen door de koning
ook worden die dag de financieen gedeeld met de burgers
Rijksbegroting




Slide 27 - Slide

Waar komt de naam vandaan?
Blz 106 t/m  108
opdracht 8 t/m 12


Slide 28 - Slide