vul in elke zin een participium in. Kies uit deze verba:
vervangen, geloven, verzorgen, bedenken, voorbereiden
1. Ik heb de planten van de buren ... toen zij op vakantie waren.
2. Vind jij dat Elvira haar lessen altijd goed .... heeft?
3. Esma heeft de batterij van haar mobiel ....
4. Ik heb nooit echt in de liefde ...
5. Wat voor een smoesje heeft hij vandaag weer ...?