Chapter 5 lesson 8

• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Tuesday 26 May

Check your answers

Have a look at the grammar again ;-)

Check your answers ex 24 p64 WB

1 something 

2 anybody 

3 anyone 

4 some 

5 nothing 

6 something 

7 nobody 

8 anything 

Check your answers ex 25

1 somewhere   

2 Nowhere  

3 someone  

4 Anybody  

5 something  

6 anywhere 

7 no 

8 any 

Goal (doel van de les)

You know when to use much/ many/ lots of/ a lot of/ little and few.

You know how to use much/ many/ lots of/ a lot of/ little and few.

Veel

Drie vertalingen:
-  a lot of / lots of
- much
- many

Much, many, a lot of, lots of

Veel = 

Bevestigende zinnen: a lot of / lots of

Ontkennende en vraagzinnen:

Niet te tellen: MUCH (much money/time/luck)

Wel te tellen: MANY(many shirts/ books/ chairs)

Dus....

I like my coffee with much / a lot of / lots of sugar in it

I like reading many / a lot of / lots of newspapers

(a) little en (a) few = weinig

(a) little gebruik je bij dingen die je NIET kan tellen en dan vertaal je het met een beetje. Bijvoorbeeld: We have little milk left. (we hebben nog maar een beetje melk over. Melk kan je niet tellen, je zegt niet 1 melk, 2 melken. 

(a) few gebruik je bij dingen die je WEL kan tellen en dan vertaal je het met een paar.

I have a few friends (ik heb een paar vrienden, en vrienden kan je tellen)

Homework Wednesday 27 May

Study (leren) grammar p 91 and 95 Textbook