37-4: Zelfstandig naamwoord lidwoord

Welkom!
Leg jouw boek open neer bij het gemaakte huiswerk over de persoonsvorm (blz. 202).

Laat de iPad in je tas.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg jouw boek open neer bij het gemaakte huiswerk over de persoonsvorm (blz. 202).

Laat de iPad in je tas.

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van de les:
Kun je de lidwoorden en 
 zelfstandig naamwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Amsterdam zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Mens 
Dier
Plant
Ding
Gevoel


Slide 4 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Je kan er een lidwoord voor zetten
De stoel,
het fietsje
een Kastanjeboom

Slide 5 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
eigen namen
Richard   Jurre   Amanda
Vlissingen, Bangkok, Frankrijk
Ardennen, Rijn, Sahara

Slide 6 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Je kan er een verkleinwoordje van maken
wolk-wolkje
fiets-fietsje
boom-boompje

Slide 7 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
je kan de woorden in het meervoud zetten
wolk-wolken
stoel-stoelen
boom-bomen

Slide 8 - Slide

Huiswerk
Blz. 204 en 205 opdracht 1 t/m 4.
Daarna verder lezen in je leesboek. 

Slide 9 - Slide

Maken 
Schrijf 3 zinnen met het lidwoord "de" en een zn.
Schrijf 3 zinnen met het lidwoord "het" en een zn.
Schrijf 3 zinnen met het lidwoord "een" en een zn.

Zet in deze zinnen een rondje om de lidwoorden en een streep onder het zn.

Slide 10 - Slide