Fryske Fûgelnammen

Fryske Fûgelnammen
Vroege vogels (iere fûgels)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FryskMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fryske Fûgelnammen
Vroege vogels (iere fûgels)

Slide 1 - Slide

Fûgels
Koesto dizze fûgelnammen al?

Slide 2 - Slide

Oefenje mei fûgelnammen

Slide 3 - Slide

Lês de tekst en meitsje dan de fragen yn Searje 36 (opdracht1, 2 en 5)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat feroaret der as der in kapke op in letter stiet?
A
de útspraak
B
de betsjutting (=betekenis)

Slide 7 - Quiz

Hoe weet je of er een dakje op een woord komt?
A
Als je weet hoe je het uitspreekt kun je het horen
B
Je kunt het gewoon leren op de taalkaart

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist?
Een û spreek je uit als oe
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

vogel = fûgel
Waarom niet foegel?
A
Dat is alleen zo als het in het Nederlands ook voegel zou zijn
B
Omdat een Nederlandse "o" in het Fries een û wordt
C
Dan zou je het uitspreken als foe-e-gel (lange oe)

Slide 10 - Quiz

Hoe spreek je dit woord uit?
dûs

Slide 11 - Open question

Het woord dûs betekent:
A
dus
B
das
C
douche
D
thuis

Slide 12 - Quiz

Waarom schrijf je boek in het Fries net als in het Nederlands?
A
omdat het ook hetzelfde wordt uitgesproken
B
dat is niet waar, je schrijft in het Fries: bûk

Slide 13 - Quiz

vuur = fjoer
waarom schrijf je niet "fjûr" ?
A
Omdat je bij een uu in het Nederlands altijd een oe in het Fries krijgt
B
Omdat de û wordt uitgesproken als een uu
C
Omdat je het met een lange "oe" uitspreekt
D
voor een r schrijf je altijd een "oe" als je dat ook zo uitspreekt

Slide 14 - Quiz

Op welke letters kan een ^ (dakje/kapke) komen?
A
a i o y
B
c u e i
C
a e o u
D
o a u y

Slide 15 - Quiz

Oefenje mei de taalkaart
(niet alleen de flashcards, maar ook "leren")
Taalkaart bisten en natuer

Slide 16 - Slide