Taalcompleet thema 6 A1

Kleding

Thema 6


1 / 73
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 73 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kleding

Thema 6


Slide 1 - Slide

Welke maat T-shirt heb jij?

Slide 2 - Open question

Welke kleren draag je graag?

Slide 3 - Open question

Welke kleren draag je naar een feest?

Slide 4 - Open question

Welke kleren draag je naar school?

Slide 5 - Open question

Welke maat schoenen heb je?

Slide 6 - Open question

Wat is dit?

Slide 7 - Open question

Wat is dit?

Slide 8 - Open question

Wat is dit?
Schrijf het enkelvoud

Slide 9 - Open question

Wat is dit?
Schrijf het enkelvoud

Slide 10 - Open question

Wat is dit?
Schrijf het enkelvoud

Slide 11 - Open question

Wat is dit?

Slide 12 - Open question

Wat is dit?

Slide 13 - Open question

Wat is dit?

Slide 14 - Open question

Wat is dit?

Slide 15 - Open question

Wat is dit?

Slide 16 - Open question

Wij _________ graag een ijsje.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 17 - Quiz

________ jij ook een ijsje?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 18 - Quiz

Wat?? Jij _______ geen ijsje?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 19 - Quiz

Maar zij _____ wel een ijsje.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 20 - Quiz

De juf ______ dan graag twee ijsjes.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 21 - Quiz

ga/om 12 uur/ik/naar huis

Slide 22 - Open question

(gaan)/om 12 uur/hij/naar huis/iedere dag

Slide 23 - Open question

(dragen)/laarzen/hij/en/een regenjas

Slide 24 - Open question

(lezen)/thuis/ik/een boek/nooit

Slide 25 - Open question

veel sieraden/(dragen)/dit meisje

Slide 26 - Open question

veel sieraden/(dragen)/dit meisje/niet

Slide 27 - Open question

(willen)/donderdag/nieuwe kleren/ik/(kopen)

Slide 28 - Open question

(willen)/donderdag/nieuwe kleren/ik/(kopen)/in de stad

Slide 29 - Open question

(willen)/donderdag/nieuwe kleren/ik/(kopen)/in de stad/met mijn moeder

Slide 30 - Open question

samen/(fietsen)/door het park/de jongen en het meisje

Slide 31 - Open question

Maak een zin:
onderwerp/1 werkwoord/tijd/manier/plaats

Slide 32 - Open question

Maak een zin:
onderwerp/2 werkwoorden/tijd/manier/plaats

Slide 33 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Want"

Slide 34 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Omdat"

Slide 35 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Als"

Slide 36 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Terwijl"

Slide 37 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Doordat"

Slide 38 - Open question

Maak een zin:
met het voegwoord "Totdat"

Slide 39 - Open question

14.20 uur

Slide 40 - Open question

08.55 uur

Slide 41 - Open question

18.35 uur

Slide 42 - Open question

12.10 uur

Slide 43 - Open question

10.45 uur

Slide 44 - Open question

19.15 uur

Slide 45 - Open question

17.40 uur

Slide 46 - Open question

13.00 uur

Slide 47 - Open question

21.05 uur

Slide 48 - Open question

23.20 uur

Slide 49 - Open question

12.30 uur

Slide 50 - Open question

Ik vind deze lessonup:
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Slide 52 - Slide

QUIZVRAGEN BEANTWOORDEN
Vul in waar of niet waar

Slide 53 - Slide

Kies tussen waar of niet waar
Sanna wil de jurk ruilen
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 54 - Quiz

De broek heeft een groot gat
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 55 - Quiz

Sanne zoekt kleding voor een verjaardag.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 56 - Quiz

Sanne vindt de kleur van de eerste rok mooi.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 57 - Quiz

De medewerker heeft de rok ook in de kleur paars.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 58 - Quiz

Sanne past de rok en vindt dat deze goed past.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 59 - Quiz

Sanne heeft thuis een witte bloes die mooi bij de rok past.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 60 - Quiz

De broer van Sanna gaat vrijdag trouwen
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 61 - Quiz

GATENTEKST
Sleep de juiste woorden in
dezelfde
wel
heel
werkt
gat
kapot
timer
3:00

Slide 62 - Drag question

timer
2:00
de maat
nette kleding
ophangen
de kleding
De paskamers
de knoop

Slide 63 - Drag question

Begrijp je de tekst?

Slide 64 - Slide

Ik kan zeggen welke kleding ik aan heb.
😒🙁😐🙂😃

Slide 65 - Poll

Ik ken de woorden: de trui, de rok, het vest, de jas, de tas, de sok, het hemd, de onderbroek, het overhemd, het T-shirt, de broek, de schoen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 66 - Poll

Ik kan een gesprek voeren met de verkoper van een kledingwinkel.
😒🙁😐🙂😃

Slide 67 - Poll

Ik ken de woorden: de kleding, het feest, de medewerker, trouwen, de knoop, passen, de paskamer, de maat, de bloes, een moment alstublieft.
😒🙁😐🙂😃

Slide 68 - Poll

Codekraker
  1. De docent maakt teams.
  2. Eén cursist (de codekraker) gaat met zijn rug naar het bord zitten.
  3. De docent schrijft een woord op het bord.
  4. Teamgenoten noemen woorden die met het woord te maken hebben.
  5. Ze zeggen het woord niet!
  6. De codekraker probeert het woord te raden. (45 seconden)
  7. Na een paar woorden is een ander team aan de beurt.
  8. Welk team heeft de beste codekraker?
Voorbeeld: de docent schrijft het woord "banaan" op het bord
Teamgenoten zeggen: Het is fruit. Het is geel.  De codekraker raadt: een banaan!

Slide 69 - Slide

woordenschatdominoo 
Leg de woorden aan elkaar
hoog
groot
het feest
geel
klein
trouwen
blauw
laag

Slide 70 - Slide

woordenschatdominoo 

Slide 71 - Slide

sorteertaak in tweetallen
kledingstukken
winkelen
kenmerken
het T-shirt
de verkoper
de kleur

Slide 72 - Slide

sorteertaak in tweetallen
kledingstukken
winkelen
kenmerken
de trui
de tas
te klein
de rok
de medewerker
te groot
het vest
de paskamer
mooi
de jas
een moment alstublieft
niet mooi
de sok
passen
blauw
het hemd
de knopen

Slide 73 - Slide