neologisme

plogging
A
Vorm van fitness waarbij men tijdens het joggen afval opruimt.
B
Een vlog maken om daarin je excuses te maken.
C
Wanneer een drone tijdens een testvlucht neerstort.
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

plogging
A
Vorm van fitness waarbij men tijdens het joggen afval opruimt.
B
Een vlog maken om daarin je excuses te maken.
C
Wanneer een drone tijdens een testvlucht neerstort.

Slide 1 - Quiz

kwispellezen
A
Oriënterend lezen: titel, kopjes, inleiding
B
Jongeren die alleen digitaal/ online teksten lezen
C
Kinderen met leesproblemen teksten laten voorlezen aan een hond

Slide 2 - Quiz

vliegschaamte
A
Ongemak wat je voelt als je kinderen vervelend zijn tijdens de vliegreis.
B
Schaamte wanneer je het vliegtuig neemt tegenover het milieu.
C
Schaamte omdat je een ernstige vorm van vliegangst hebt.

Slide 3 - Quiz

Wat is een 'selfieshopper'?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Wat zijn curlingouders?

A
Sportieve ouders die sport belangrijker vinden voor kinderen dan school.
B
Ouders die alle problemen en obstakels voor hun kinderen uit de weg willen ruimen.
C
Ouders met krulhaar die alleen maar kinderen hebben met krulhaar.

Slide 6 - Quiz

Welk woord is verkozen tot Woord van het jaar 2023?
A
graaiflatie
B
vreugdebier
C
nepobaby
D
sportfluencer

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Wat betekent 'graaiflatie'?

Slide 9 - Open question

Wat is 'vreugdebier'?
A
Alcoholvrij bier.
B
Bier (in bekers) dat (voetbal)supporters vanaf de tribune op het veld gooien omdat ze blij zijn met een doelpunt.
C
Bier dat tijdens een concert naar een zanger wordt gegooid.
D
Bier met zoveel alcohol erin dat je na één biertje dronken bent.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Wat betekent 'nepobaby'?
A
Iemand die zijn beroep op bijv. tv te danken heeft aan zijn beroemde vader / moeder.
B
Een baby die bij de geboorte in het ziekenhuis per ongeluk is gewisseld met een andere baby.
C
Een baby met longproblemen vanwege het feit dat de moeder tijdens de zwangerschap rookte.
D
Een baby die na 2020 is geboren.

Slide 12 - Quiz

Wie is volgens jou een nepobaby?

Slide 13 - Open question

Wat is een 'sportfluencer'?
A
Iemand die meer is gaan sporten dankzij filmpjes op TikTok.
B
Sporters die elkaar filmen tijdens de training en deze filmpjes op social media plaatsen.
C
Iemand die er een sport van maakt om zoveel mogelijk filmpjes op social media te posten.
D
Bekende (ex-)sporters, die via de sociale media reclame maakt voor sport- en andere artikelen.

Slide 14 - Quiz

Welke sportfluencer ken jij?

Slide 15 - Open question

Lezen hoofdstuk 6
De lay-out van een tekst.


Slide 16 - Slide

Hoe wordt de lay-out van een tekst ook wel genoemd?
A
Titelpagina
B
Opmaak
C
Bladwijzer
D
Uiterlijk

Slide 17 - Quiz

Noem drie dingen die behoren tot de lay-out van een tekst?

Slide 18 - Open question

Wat is de functie van een tabel bij een tekst?
A
De aandacht van de lezer trekken.
B
De lezer aansporen om iets te doen.
C
Nieuwe informatie aan de tekst toevoegen.
D
De tabel is ter decoratie.

Slide 19 - Quiz

Welke functies zijn het belangrijkste bij een poster?
A
Aandacht trekken en je tot handelen aanzetten.
B
Informatie uit de tekst duidelijker maken.
C
Nieuwe informatie aan de tekst toevoegen.
D
De lezen amuseren.

Slide 20 - Quiz

Behoren tekeningen, schema's, landkaartjes, tabellen, grafieken en diagrammen ook tot de afbeeldingen in een tekst?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Wat is het doel van de poster van het voedingscentrum?

Slide 23 - Open question

Welke functie heeft een afbeelding bij de tekst meestal?
A
De lezer aansporen om iets te doen.
B
Nieuwe informatie aan de tekst toevoegen.
C
Informatie uit de tekst duidelijker maken.
D
De aandacht trekken.

Slide 24 - Quiz

Welke functie heeft een tabel meestal in een tekst?
A
De aandacht van de lezer trekken.
B
Nieuwe informatie aan de tekst toevoegen.
C
De tabel is ter versiering van de tekst.
D
De lezer aansporen om iets te doen.

Slide 25 - Quiz

En nu...
Maak van Lezen hoofdstuk 6:

- opdracht 2 en 4

Slide 26 - Slide