1.5 en 2.5 woorden

1.5 en 2.5 woorden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.5 en 2.5 woorden

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis van
'opwekken'?
A
stimuleren
B
nadoen
C
veroorzaken
D
produceren

Slide 2 - Quiz

Vul in:
'Let goed op! Wees altijd a......... in het verkeer.'

Slide 3 - Open question

Vul in:
'De boer g............. dat dit varken een gelukkig leven heeft gehad.'

Slide 4 - Open question

Wat is de betekenis van
'de grens trekken'?
A
de snelste zijn
B
een einde maken
C
stoppen
D
afwijzen

Slide 5 - Quiz

Vul in:
'Mijn band is lek, n............. pak ik de tram.'

Slide 6 - Open question

Vul in:
'De vos v.......... de haas - er blijven alleen wat stukjes vacht over.'

Slide 7 - Open question

Wat is de betekenis van
'angstvallig'?
A
zorgvuldig
B
nerveus
C
bang
D
nauwgezet

Slide 8 - Quiz

Vul in:
'Voor thee hoeven we maar tien cent te betalen - een g.......... bedrag.'

Slide 9 - Open question

Vul in:
'Er staan w.......... veel fouten in de tekst, maar de inhoud is goed.'

Slide 10 - Open question

Wat is de betekenis van
'ervaren'?
A
weten
B
ondervinden
C
horen
D
beleven

Slide 11 - Quiz

Vul in:
'Dat moet r............ anders! We beginnen opnieuw.'

Slide 12 - Open question

Vul in:
'Boaz is v............ : hij kan sporten, is creatief en speelt in een band."

Slide 13 - Open question

Wat is de betekenis van
'constant'?
A
altijd
B
onveranderlijk
C
kunstzinnig
D
voortdurend

Slide 14 - Quiz

Vul in:
'A............ gooit Noah zijn plastic bekertje op de grond.'

Slide 15 - Open question

Vul in:
'Er is v............... onderzek gedaan naar de gevolgen van roken.'

Slide 16 - Open question

Wat is de betekenis van
'luchtledig'?
A
zonder lucht
B
met lucht
C
iets
D
niets

Slide 17 - Quiz

Vul in:
'Het e................ van regelmatig sporten is dat je een goede conditie krijgt.'

Slide 18 - Open question

Vul in:
'Het duurde lang voordat ik deze tegenvaller kon v............... .'

Slide 19 - Open question