schrijfopdracht verslag

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1,2

1. Hoe gaat het vandaag met jou?

Hoe gaat het met jou vandaag?

Antwoord in een mooie B1 zin! 

2. Terugblik

Wat hebben we de vorige les behandeld?

2. Terugblik - Inversie

Leg uit aan elkaar:

1. Wat is inversie
2. Wanneer gebruik je inversie?
3. Waarom is het belangrijk?

Lesdoelen:

Na deze les:

• heb ik mijn lees-, luister-, schrijf- en spreekvaardigheid verbeterd
  
• weet ik waar mijn korte schrijftekst op wordt beoordeeld
• 
  

3 Schrijfopdracht

                                                                                    Onderzoek  overgewicht

Heb je de schrijfopdracht gemaakt?

3a. Schrijfopdracht beoordeling

1. Leg de rubric naast je uitwerking van 

       jouw opdracht. Is hij adequaat en begrijpelijk?

  2. Geef jezelf punten (7 minuten)

  3. Ruil jouw schrijfopdracht met een 

       medecursist en geef weer punten

  4. Geven jullie dezelfde punten? 

(HIerna kijken we samen met het officiële  beoordelingsmodel)

3b. Het officiële beoordelingsmodel

We kijken naar het 

specifieke deel

3c. Jouw tekst - punten

Hoeveel punten 

geef jij jezelf?

(buurman/ buurvrouw?)

Lesdoelen:

Na deze les:

• heb ik mijn lees-, luister-, schrijf- en spreekvaardigheid verbeterd
  
• weet ik waar mijn korte schrijftekst op wordt beoordeeld
• heb ik huiswerk gepland voor mijzelf

Waar ga je thuis aan werken?

Boek?

5. Volg je de workshop  of ga jezelfstandig werken?

Wat wil je volgende week leren?

Volgende week na de pauze: 

- workshop leesstrategieën bij het leesexamen

Nut: 

• Vraag eerst de studenten of ze een idee hebben wat het nut is
• Soms wil je alleen weten of  je aan de achterkant van het pand je vracht  kunt lossen? 

Vragen om duidelijkheid te krijgen

Pauze

Pauze 

5. Zelfstandig werken

Het doel van deze vragen = school en docent leren  wat jullie belangrijk vinden en maken de opleiding/ lessen beter

Ruil je werkblad met een ander duo

Controleer de antwoorden

4. Reserve activiteit

1. Schrijf bij elk nummer woorden die je kent
2. Wat  zijn de overeenkomsten van de 4 foto's?
   
3. Wat  zijn de verschillen?
4. Waarom hoort 1 er niet bij? 

1

2

3

4

 Reserve activiteit

1. Maak ieder 2 zinnen waarbij je de woorden op het  bord gebruikt (meervoud/ vorm van werkwoord)
2. de zinnen in de verleden tijd
3. Kun je voegwoorden gebruiken?
   

woordle.org