Bij een
bezitsvorm geldt dat de
s in de meeste gevallen aan de naam vastgeschreven wordt.
Voorbeelden:
- Annies jas hangt aan de kapstok.
- Mauds fiets heeft een lekke band.
- Coetzees roman speelt zich af in Zuid Afrika.
’s wordt gebruikt als de laatste lettergreep op een enkele, heldere a, i, o, u of y eindigt, of op een enkele e die als [ee] klinkt. Op deze manier wordt de klank van deze laatste lettergreep niet veranderd.
Voorbeelden:
- Luca’s ogen zijn blauw.
- Zoë’s haar waait in haar ogen door de wind.
- Jimmy’s schoenen zijn toe aan vervanging.
Na een naam die op een hoorbare sisklank eindigt komt alleen een apostrof.
Voorbeelden:
- Jos’ hobby is schilderen.
- Strauss’ walsen zijn wereldberoemd.
- Inez’ huiswerk zit vol met fouten.