This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 5 waarnemen, gedrag en regeling
Slide 1 - Slide
oefentoets
Slide 2 - Slide
Waarmee neem je waar?
A
organen
B
zintuigen
C
zenuwen
D
hersenen
Slide 3 - Quiz
Het vertaling van een Impuls vanuit de zintuigen door de hersenen noem je een:____________________
A
Oproep
B
Taal
C
Waarneming
D
Zintuig
Slide 4 - Quiz
Hoeveel zintuigen heeft de mens?
A
5
B
4
C
3
D
6
Slide 5 - Quiz
Wie vangen de prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen
C
ruggenmerg
D
hersenen
Slide 6 - Quiz
Oren, ogen, neus, mond, huid en tong zijn
A
Waarnemingen
B
prikkels
C
zintuigen
D
zenuwen
Slide 7 - Quiz
Niet alle mensen hebben dezelfde kleur ogen, welk deel van het oog bepaald de kleur?
A
netvlies
B
kleurbandjes
C
pupil
D
iris
Slide 8 - Quiz
Als je ver kijkt wordt je lens
A
boller
B
rond
C
platter
D
gevlekt
Slide 9 - Quiz
Waardoor worden onze ogen beschermd? (meerdere antw mog.)
A
handen
B
oogleden
C
oogkassen
Slide 10 - Quiz
Licht is de prikkel voor onze
A
neus
B
mond
C
oren
D
ogen
Slide 11 - Quiz
Oudere mensen die niet goed kunnen lezen (van dichtbij) zijn.......
A
Bijziend
B
Nachtblind
C
Kleurenblind
D
Verziend
Slide 12 - Quiz
Hoe heet het als iemand van dichtbij goed ziet, maar van ver-weg niet?
A
Verziend
B
Dichtziend
C
Bijziend
D
Aanziend
Slide 13 - Quiz
Op welk onderdeel van het oog vallen lichtstralen binnen?
A
Vaatvlies
B
Netvlies
C
Zenuw
D
Lens
Slide 14 - Quiz
Geluidstrillingen.
Oorschelp
Trommelvlies en gehoorbeentjes.
Slakkenhuis
Zenuwen
Slide 15 - Drag question
Trillingen....
Omzetten
De ___________geven de trillingen door aan het ___________.
In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
Versterking
De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
Ontvangen
De lucht trillingen worden ontvangen door de __________, daarna het _________ en komt dan de _________ tegen. Die trilt mee
Slide 16 - Drag question
Wat bepaald onze gehoorgrenzen? (drempelwaarde van oor)
A
Geluidssterkte en Oor
B
Geluidsterkte en Trillingsfrequentie
C
Trillingsfrequentie en toonhoogte
D
Gevoel en Oorschelpen
Slide 17 - Quiz
A
F
Kijk eens naar de afbeelding van het kattenpootje dat op een spijker trapt, dan kunnen we de reflex stap voor stap volgen van A naar F. Opdracht zit op volgende slide.
Slide 18 - Drag question
tik me
Koppel de LETTERS naar passend stelling. Tip: Als je alle letters koppel lees je een logisch verhaal van A tot F. ( C en G zijn samen).
De spijker veroorzaakt een pijnprikkel.
De pijnprikkel wordt in de huid in een voor pijn gevoelige zintuigcel omgezet in een impuls.
De impuls gaat over de gevoelszenuw naar het ruggenmerg.
De impuls wordt door een schakelcel overgenomen.
De schakelcel geeft de impuls door aan de bewegingszenuw.
De bewegingszenuw geeft een impuls aan de spier die samentrekt waardoor de kat z’n poot terugtrekt.
A
B
C
D
E
F
Slide 19 - Drag question
Bewegingszenuw
Gevoelszenuw
Slide 20 - Drag question
tik me
Koppel de LETTERS naar passend stelling. Tip: Als je alle letters koppel lees je een logisch verhaal van A tot F. ( C en G zijn samen).
De spijker veroorzaakt een pijnprikkel.
De pijnprikkel wordt in de huid in een voor pijn gevoelige zintuigcel omgezet in een impuls.
De impuls gaat over de gevoelszenuw naar het ruggenmerg.
De impuls wordt door een schakelcel overgenomen.
De schakelcel geeft de impuls door aan de bewegingszenuw.
De bewegingszenuw geeft een impuls aan de spier die samentrekt waardoor de kat z’n poot terugtrekt.
A
B
C
D
E
F
Slide 21 - Drag question
De hoornlaag beschermt je huid tegen uitdroging.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Bloedvaten komen voor in de kiemlaag van de huid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Annette pakt haar pen op. Zij voelt haar pen, doordat in de tastzintuigen impulsen ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
Het ruggenmerg verbindt alle delen van je lichaam met het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
De hoornlaag bestaat uit dode cellen. Deze cellen zijn ontstaan in de lederhuid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quiz
De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan. Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes
Slide 29 - Quiz
Als je minder eet dan nodig is, wordt er reservevoedsel (vet) gebruikt. Waar zit dat vet in je lichaam?
A
In de hoornlaag
B
In de kiemlaag
C
In de lederhuid
D
In het onderhuidse bindweefsel
Slide 30 - Quiz
In de afbeelding is een doorsnede van een deel van het hoofd schematisch getekend. Bevinden zich in orgaan P koudezintuigen? En pijnpunten?
A
Zowel koudezintuigen als pijnpunten.
B
Alleen koudezintuigen.
C
Alleen pijnpunten.
D
Geen koudezintuigen en geen pijnpunten.
Slide 31 - Quiz
Welk deel van het oog zorgt ervoor dat er impulsen naar de hersenen worden gestuurd, zodat je kunt zien?
A
Het hoornvlies
B
De iris
C
Het netvlies
D
Het vaatvlies
Slide 32 - Quiz
Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding. Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend. Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend. Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft. Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.
Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Anja en Casper
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Boris en Diane
Slide 33 - Quiz
Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 34 - Quiz
Welk deel van het oog of het gezicht kunnen het netvlies beschermen tegen te fel licht?
A
Hoornvlies
B
Lens
C
Wenkbrauwen
D
Wimpers
Slide 35 - Quiz
Zet in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
Een impuls gaat naar de hersenen.
Een lage temperatuur bereikt de koudezintuigen.
Het meisje voelt dat het water koud is.
Koudezintuigen zetten prikkels om in impulsen
Slide 36 - Drag question
Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
gehoorbeentjes trillen
vocht in het slakkenhuis trilt
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen
Slide 37 - Drag question
Welke uitspraak is waar?
A
De iris laat licht door
B
De iris regelt de hoeveelheid licht die door de pupil valt
C
De pupil is het gekleurde deel van je oog
Slide 38 - Quiz
Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Hersenen, ruggenmerg en zenuwen
B
Hersenen en zenuwen
C
Zenuwen en ruggengraat
D
Hersenen, ruggenmerg, zenuwen en zintuigen
Slide 39 - Quiz
Welk zintuig is er nodig voor braille?
A
Pijnzintuig
B
Gezichtszintuing
C
Drukzintuig
D
Tastzintuig
Slide 40 - Quiz
Waar liggen schakelcellen in het zenuwstelsel?
A
In de hersenen en het ruggenmerg
B
In de ruggenmerg
C
In de hersenen
D
In de zintuigen
Slide 41 - Quiz
Wat is de functie van je lens
A
maakt het beeld scherp op je vaatvlies
B
maakt je beeld scherp op het harde oogvlies
C
maakt het beeld scherp op je netvlies
D
het boller of platter maken van het oog
Slide 42 - Quiz
Je hoort een toon met een frequentie van 200 Hz. Met welke zintuigcellen neem je deze toon waar?
1
2
A
Zintuigcellen op plek 1
B
Zintuigcellen op plek 2
Slide 43 - Quiz
Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
evenwichts orgaan
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang
Slide 44 - Drag question
Het trommelvlies staat bol naar links. Door de buis van Eustachius kort te openen, gaat lucht ...
A
... van de trommelholte naar de keelholte
B
... van de keelholte naar de trommelholte
C
... van de gehoorgang naar de keelholte
D
... van de keelholte naar de gehoorgang
Slide 45 - Quiz
Als je verkouden bent en je neus is verstopt, proef je minder van je eten. Waardoor komt dat?
A
Doordat je neusslijmvlies je neusholte niet goed vochtig houdt.
B
Doordat je tong te droog is
C
Doordat geurstoffen niet bij je reukzintuig komen
Slide 46 - Quiz
Het reuk-zintuig ligt in het/de
A
Neusholte
B
Neusslijmvlies
C
Keelslijmvlies
D
Keelholte
Slide 47 - Quiz
Op welk moment ben je je bewust van de geur?
A
Als de prikkel in je neus komt
B
Als je zintuig de prikkel omzet in een impuls
C
Als impuls in je hersenen aankomt
Slide 48 - Quiz
Over de hersenen worden twee uitspraken gedaan: Ties zegt dat de hersenen gevoelig zijn voor prikkels. Henk zegt dat je in de hersenen bewust wordt van je waarnemingen.