Een hete ijzeren kubus van 5 kg (60℃) wordt in thermisch contact gebracht met een koude ijzeren kubus van 10 kg (15℃). Welke uitspraak is waar?
A
De warmte stroomt spontaan van de warme kubus naar de koude totdat beide dezelfde warmte-inhoud hebben.
B
De warmte stroomt spontaan van de warme kubus naar de koude totdat beide kubussen dezelfde temperatuur hebben.
C
De warmte kan nooit van een koud voorwerp of gebied naar een warm voorwerp of gebied stromen.
D
Warmte stroomt van de grotere kubus naar de kleinere omdat de grotere meer inwendige energie heeft.
Slide 4 - Quiz
Wat verstaan we onder thermodynamica?
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
Begrippen arbeid en warmte lijken op elkaar. Teken een Venn-diagram en geef aan wat de overeenkomsten en verschillen zijn.
Slide 7 - Open question
Werken in groepen (5 minuten)
Doel
Koppeling vakdidactiek: opdracht context
Groep
Verdeel de klas over zes groepen
Zelfstandig
De docent verdeeld een aantal moeilijke woorden onder de groepen. Ieder persoon uit de groep schrijft gedurende de theorieles de betekenis van de moeilijke woorden op.
Groep 1
Klassieke thermodynamica, Omgeving, Nulde hoofdwet, Inwendige energie
Groep 2
Statische thermodynamica, Gesloten systeem, Eerste hoofdwet
Groep 3
Systeem, Open systeem, Tweede hoofdwet, Potentiële energie
Groep 4
Microscopisch, Thermodynamisch evenwicht, Een geïsoleerd gesloten systeem
Groep 5
Macroscopisch, Klassieke thermodynamica, Een niet-geïsoleerd gesloten systeem
Groep 6
Toestandsvariabelen, Statische thermodynamica, Kinetische energie
Afronding
Aan het einde van de les gaan we een spel spelen met de moeilijke woorden + betekenis.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Instructie
Uitleggen, demonstreren, controle vragen stellen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Teken een Venn-diagram en geef aan wat de overeenkomsten en verschillen van de begrippen 'gesloten systeem' en 'open systeem' zijn.
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Teken een Venn-diagram en geef aan wat de overeenkomsten en verschillen van de begrippen 'geïsoleerd systeem' en 'niet-geïsoleerd systeem' zijn.
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Wat gebeurt er met de inwendige energie als er arbeid op het systeem wordt verricht of als er warmte aan het systeem wordt toegevoegd?
Slide 23 - Open question
Wat gebeurt er met de inwendige energie als er warmte uit het systeem stroomt of als het systeem arbeid verricht op de omgeving?
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Open question
∆𝑈=𝑄−𝑊 Wat gebeurt er met de inwendige energie als er arbeid op het systeem wordt verricht?
Slide 26 - Open question
∆𝑈=𝑄−𝑊 Wat gebeurt er met de inwendige energie als er warmte het systeem verlaat
Slide 27 - Open question
∆𝑈=𝑄−𝑊 geldt voor een gesloten systeem Op welke voorwaarde geldt deze vergelijking ook voor een open systeem?
Slide 28 - Open question
∆𝑈=𝑄−𝑊 geldt voor een gesloten systeem Wat geldt voor een geïsoleerd gesloten systeem? W = … / Q = … / ∆𝑈 = …
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Slide
Wel een toetsandvariabele
Geen toestandvariabele
Druk
Volume
Temperatuur
Massa
Aantal mol
Inwendige energie
Warmte
Arbeid
Slide 31 - Drag question
Er wordt 2500 J warmte toegevoegd aan een systeem en 1800 J arbeid op het systeem verricht. Wat is de verandering in inwendige energie van het systeem?
Slide 32 - Open question
Wat zou de inwendige energieverandering in Example 15.1 zijn als 2500 J warmte aan het systeem wordt toegevoegd en 1800 J arbeid wordt verricht door het systeem (d.w.z. als uitvoer)?
Slide 33 - Open question
Slide 34 - Slide
Een kogel van 3,0 g dringt met een snelheid van 400 m/s een boom binnen en komt er aan de andere kant met een snelheid van 200 m/s weer uit. Waar verloor de kogel KE en hoeveel energie is er overgebracht? Tip: kogel + boom -> 1 systeem
Slide 35 - Open question
Werken in groepen (10 minuten)
Doel
Koppeling vakdidactiek: opdracht context
Groep
Vergelijk met je groepsleden de betekenissen van de moeilijke woorden. Vul de betekenissen eventueel aan of pas wijzigingen toe.
Groep
Overleg: Wat zijn de vier tot zes belangrijkste woorden in jullie omschrijving? (Dus: de woorden die je echt nodig hebt om het begrip uit te leggen?) Onderstreep deze woorden.
Zelfstandig
Schrijf de onderstreepte woorden op een los blaadje, rondom het begrip.
Slide 36 - Slide
Werken in groepen (20 minuten)
Doel
Koppeling vakdidactiek: opdracht context
Groep
Omschrijf het begrip voor je groepsnoten zonder het woord zelf en de de omringende woorden te gebruiken. Alle woorden op het kaartje zijn TABOE!
Groep
De klas moet achterhalen om welk begrip het gaat. Degene die het begrip raad krijgt een punt.
Slide 37 - Slide
Toepassing
Oefenen, groepsopdracht uitvoeren, debatteren
Slide 38 - Slide
Waar ben je goed in bij het maken van een opgave (van groepsopdracht)?