les 10 thema 3

Welkom
Als je dit ziet zit je al (op tijd) in de online les.
Log ook in (ander scherm/tabblad) bij de lessonup les.
Gebruik daar zowel je voor als achternaam.

Dit om achteraf te kunnen controleren of je actief hebt meegedaan met de les en de vragen.
Als ik dan je naam niet zie staan krijg je een afwezigheidsmelding in magister, om dat te voorkomen gebruik je eigen en volledige naam en doe de hele les mee.
Zit je in het lokaal dan hoef je niet naar teams maar moet je wel naar lessonup.
timer
1:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Als je dit ziet zit je al (op tijd) in de online les.
Log ook in (ander scherm/tabblad) bij de lessonup les.
Gebruik daar zowel je voor als achternaam.

Dit om achteraf te kunnen controleren of je actief hebt meegedaan met de les en de vragen.
Als ik dan je naam niet zie staan krijg je een afwezigheidsmelding in magister, om dat te voorkomen gebruik je eigen en volledige naam en doe de hele les mee.
Zit je in het lokaal dan hoef je niet naar teams maar moet je wel naar lessonup.
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Wat weet je allemaal al?
Verder met de leerdoelen/opdrachten maken.

25 vragen via lessonup.

Slide 2 - Slide

Rode bloedcellen hebben celkernen.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

In witte bloedcellen bevindt zich hemoglobine.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz


In bestanddeel P komt fibrinogeen voor.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz


Bestanddeel Q speelt een rol bij bloedstolling.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een kransader is een aftakking van de aorta.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz


In de afbeelding  is een doorsnede van het hart op een bepaald moment schematisch getekend. Over deze afbeelding gaat de volgende bewering. 
Op dit moment trekken de kamers zich samen.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz


Een te lage bloeddruk kan duizelingen veroorzaken.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz


In de kleine bloedsomloop wordt koolstofdioxide
door het bloed afgegeven aan de lucht.

A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz


Bij vaccinatie (bijvoorbeeld tegen mazelen) wordt gebruik gemaakt van een vaccin.
Een vaccin bevat een dode of verzwakte ziekteverwekker.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Bevat bloedvat 3 zuurstofarm bloed of
zuurstofrijk bloed?






A
zuurstofarm bloed
B
zuurstofrijk bloed

Slide 12 - Quiz


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Stroomt het bloed in bloedvat 4 naar
bloedvat 3 of naar bloedvat 9?







A
bloedvat 3
B
bloedvat 9

Slide 13 - Quiz


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Stroomt het bloed in bloedvat 5 naar het
hart toe of van het hart weg?








A
naar het hart toe
B
van het hart weg

Slide 14 - Quiz


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
De bloeddruk in de bloedvaten 2 en 6 wordt
met elkaar vergeleken.
In welk bloedvat is de bloeddruk het laagst?









A
bloedvat 2
B
bloedvat 6

Slide 15 - Quiz


Waardoor kan bloedarmoede worden veroorzaakt?
A
Doordat bloed gaat stollen binnen een bloedvat
B
Doordat bij een ontsteking veel witte bloedcellen zijn doodgegaan
C
Doordat er te weinig ijzerzouten in het voedsel zitten
D
Doordat het bloed niet door het hele lichaam wordt gepompt

Slide 16 - Quiz


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 17 - Quiz


De veranderingen van het glucosegehalte en van het zuurstofgehalte van het bloed in de bloedsomloop kunnen in een diagram worden weergegeven.
Klik om te vergroten.
Welk diagram van afbeelding 10 geeft de veranderingen weer als het bloed door de haarvaten van de kleine bloedsomloop stroomt? 









A
diagram 1
B
diagram 2
C
diagram 3
D
diagram 4

Slide 18 - Quiz


In welke bloedvaten (longader, longslagader, kransslagader en poortader) stroomt zuurstofarm bloed?
A
In de longader en in de kransslagader
B
In de longader en in de poortader
C
In de longslagader en in de kransslagader
D
In de longslagader en in de poortader

Slide 19 - Quiz


Wat is er aan de hand bij een persoon die trombose heeft?
A
Deze persoon heeft een bloedstolsel binnen een bloedvat
B
Deze persoon heeft een ontstoken wond, waarbij veel witte bloedcellen zijn doodgegaan
C
Deze persoon heeft te weinig ijzerzouten binnengekregen met het voedsel

Slide 20 - Quiz


In welke richting stroomt het bloed tijdens de hartpauze?
A
Van de holle aders en longaders naar de boezems
B
Van de kamers naar de longslagaders en aorta
C
Van kamers naar de boezems

Slide 21 - Quiz


Een cardioloog maakt een diagram van de verandering van het volume van de hartkamers tijdens de hartslag. In afbeelding 12 is deze verandering weergegeven. In het diagram worden fase 1 en fase 2 onderscheiden.
Wat gebeurt er in fase 1?

A
Er wordt bloed vanuit de boezems naar de kamers gepompt
B
Er wordt bloed vanuit de kamers naar de boezems gepompt
C
C Er wordt bloed vanuit de kamers naar de rest van het lichaam gepompt

Slide 22 - Quiz

In de urinebuis van een man bevindt zich op een bepaald moment urine.
Van waaruit komt deze urine de urinebuis binnen?
A
Vanuit de nierbekkens
B
Vanuit de urineblaas
C
Vanuit de urineleiders

Slide 23 - Quiz

In weefselvloeistof komen onder andere koolstofdioxide, voedingsstoffen en zuurstof voor.
Welke van deze stoffen worden door de cellen opgenomen?
A
Alleen voedingsstoffen en koolstofdioxide
B
Alleen voedingsstoffen en zuurstof
C
Koolstofdioxide, voedingsstoffen en zuurstof

Slide 24 - Quiz


 In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
Met welk nummer is een adertje aangegeven? 









A
1
B
3
C
5

Slide 25 - Quiz


 In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
In deel 2 bevindt zich vocht. Dit vocht ontstaat doordat in de haarvaten  vocht naar buiten wordt geperst. Waardoor wordt vocht naar buiten geperst?

A
Door de bloeddruk
B
Door de druk van bloedvaten op de cellen
C
Door de druk van de cellen op de wand van de bloedvaten

Slide 26 - Quiz


LAATSTE VRAAG. 
In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
In deel 3 bevindt zich vocht. Hoe heet dit vocht? 


A
Bloedplasma
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof

Slide 27 - Quiz

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt bij een ander de bloeddruk meten.
-Voorbereiden op de toets (o.a. herhalen: alle leerdoelen van thema bloed.)
Kun je bereiken door:
-De tekst van leren onderzoeken 3, de samenhang en de afsluiting te lezen/bestuderen.
-Te maken leren onderzoeken 3 opdracht 1 t/m 3, de samenhang opdracht 1 t/m 3 en de afsluiting opdracht 1 t/m 12 en vwo ook 13 en 14.  

-Uitvoeren te voeren practicum 2. 
-Te oefenen met de flitskaarten bij de afsluiting.

  Hierna nog 1 les over Bloed. Zorg dat alles af is.
Groep A kan nu vragen stellen, groep B volgende les.

Slide 28 - Slide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende week. (Maandag)

Wat heb je geleerd deze les, kon je de vragen allemaal goed beantwoorden?

Zo niet gebruik dan de volgende links om extra te oefenen.

Slide 29 - Slide

Dit is het einde van deze les.

In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?

Tot maandag.
  


Slide 31 - Slide