Pedro y Julia son peruanos. Laura y Aitor son españoles
Julia y Ida son peruanas. Laura y Ana son españolas.
De mannelijk-enkelvoud-vorm vind je vaak in de woordenlijst.
Slide 4 - Slide
Hoe maak je man, vrouw, ev, mv?
Kijk in de woordenlijst bij het kopje Nacionalidades
Je vindt hier de man.ev- en de vro.ev-vormen.
Als er maar één vorm staat, is mannelijk en vrouwelijk hetzelfde. Bijvoorbeeld: belga, marroquí.
Het meervoud kun je zelf vormen:
Eindigt een woord op een klinker? ev + s = mv
Eindigt een woord op een medeklinker? ev + es = mv
holandés español belga italiano
Slide 5 - Slide
IdiomasTalen
¿Qué idiomas hablas? Welke talen spreek jij?
(Yo) Hablo holandés, español, inglés, un poco de alemán y un poco de francés.
(Yo) No hablo italiano o turco.
Hablo = ik spreek
No hablo = ik spreek niet/geen
¿Y tú?
Slide 6 - Slide
Ontkenning = NO (nee, niet, geen)
No habloitaliano, ¿y tú? Ik spreek geen Italiaans en jij?
Jasper noes de Amsterdam. Jasper komt niet uit Amsterdam.
María y Pedro no tienen 12 años. María en Pedro zijn geen 12 jaar.
Zin ontkennend maken? Zet dan het woordje novóór het werkwoord.
Even oefenen met LE p. 17 ej. 8 en 9.
Slide 7 - Slide
¡A trabajar! Aan het werk!
Maak uit je LE:
p. 15 ej. 5 y 6
p. 17 ej. 8 y 9 (afmaken)
Opdrachten die nu af moeten zijn:
p. 7 (1,2) + p. 8 (4,5) + p. 9 (8) + p. 10 (9,10)
p. 11 (11,12) + p. 12 (14) + p. 13 (1,2) + p. 14 (4)
Slide 8 - Slide
Deberes Huiswerk
- Maken: alle omcirkelde opdrachten + corregir
- Leren: voca blokje "Los sustantivos - De zelfstandige naamwoorden"
Slide 9 - Slide
¡Hasta luego!
Slide 10 - Slide
¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
Slide 11 - Slide
Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...
1. ...aprendo los verbos regulares en -arleer ik de regelmatige werkwoorden op -ar
2. ... escribo un texto sobre mí y sobre otra persona schrijf ik een tekst over mezelf en een andere persoon
Slide 12 - Slide
El verbo 'hablar' Het werkwoord 'hablar'
¿Qué idiomas hablas? Welke talen spreek jij?
(Yo) Hablo holandés, español, inglés, un poco de alemán y un poco de francés.
(Yo) No hablo italiano o turco.
hablo = ik spreek
hablar = spreken/praten
Slide 13 - Slide
Werkwoord = stam + uitgang
Je vindt de stam van het werkwoord door -ar / -er / -ir eraf te halen:
hablar - ar = habl (STAM)
De uitgang van het werkwoord wisselt per persoon!
Slide 14 - Slide
El verbo 'hablar' Het werkwoord 'hablar'
praten/spreken
hablar
yo (ik)
hablo
tú (jij)
hablas
él/ella (hij/zij)
habla
nosotros/-as (wij)
hablamos
vosotros/-as (jullie)
habláis
ellos/-as (zij mv.)
hablan
Dit werkwoord is regelmatig. Alle werkwoorden op -AR vervoeg je op dezelfde manier.
Slide 15 - Slide
Verbos Werkwoorden
Van de werkwoorden op -ar (hablar, escuchar, dibujar) hoef je alleen de uitgangen te stampen (o/as/a/amos/áis/an).
De werkwoorden llamarse (heten), tener (hebben + leeftijden) en ser (zijn) zijn anders, en daarom moet je van deze werkwoorden het hele rijtje stampen.
Slide 16 - Slide
¡A practicar! Oefenen maar!
Maak nu uit je LE
LE p. 16-18 ej. 7, 10,11
Slide 17 - Slide
Escribe un texto - Schrijf een tekst
Schrijf een tekst in je schrift.
Stel jezelf voor en noem: naam, leeftijd, woonplaats, je nationaliteit, welke talen je spreekt.
Vertel over een ander persoon (bv. familielid of vriend(in): naam, leeftijd, woonplaats, diens nationaliteit, welke talen diegene spreekt.