H2 3 bk stoffen samenvatting

H2 Stoffen en materialen 
2.1 werken met stoffen
2.2 
2.3Fasen en moleculen
2.4 stoffen maken
2.5 veiligheid en het milieu

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H2 Stoffen en materialen 
2.1 werken met stoffen
2.2 
2.3Fasen en moleculen
2.4 stoffen maken
2.5 veiligheid en het milieu

Slide 1 - Slide

Vandaag
Herhaling H2 Stoffen en materialen
2 opgaves rekenen met dichtheid

Quiz over H2 (12 vragen)

Slide 2 - Slide

Ook thuis kom je gevaarlijke stoffen tegen
  • Schoonmaakmiddelen (azijn, chloor, afwasmiddel, etc)
  • Verf spullen, Olie, Benzine voor de grasmaaier

Bijtende stoffen => voorkom braken
Brandbare stoffen => denk aan de brand-driehoek
Explosieve stoffen (bv vuurwerk) => veilig opbergen

Slide 3 - Slide

Voorkom ongelukken
Veiligheidsmaatregelen
  • Veiligheidsbril, lab-jas, plastic handschoenen etc.
Etiket
  • Lees het etiket => informatie over gevaar
  • Bekijk de pictogrammen => Binas 31 + 39
Lees de veiligheidskaart:
  • Belangrijkste eigenschappen van de stof + hoe je moet handelen
  • P-zinnen (Precaution) en H-zinnen (Hazard) 
  • gifwijzer

Slide 4 - Slide

Stofeigenschappen:
  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Fase (bij kamertemp.)
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Oplosbaarheid in water/olie
  • Dichtheid

Geen stofeigenschappen:
  • Temperatuur
  • Vorm
  • Massa
  • Volume

Slide 5 - Slide

Corrosie
Wat is corrosie?
  • Aantasting van metalen door water en zuurstof

Beschermen tegen corrosie?
  • met een laagje tin of kunststof
  • Verzinken (galvaniseren)
  • Verf

Welke edelmetalen heb je
  • Zilver, Goud en Platina

Slide 6 - Slide

Verspanen en verbinden

Wat is verspanen:

  • stukjes weghalen van het materiaal
  • boren, frezen, beitelen, schaven

3 voorbeelden van verbinden
  • met schroeven
  • met spijkers
  • Lijmen

Slide 7 - Slide

Formule dichtheid
       De dichtheid is de hoeveel                          massa van dat materiaal                             in een bepaald  volume.  

      Dichtheid = Massa : Volume

  • ρ = dichtheid    [ g/cm3 ] 
  • m = massa             [ g ]
  • V = volume          [ cm]

Slide 8 - Slide

Dichtheid berekenen met formule:
Gegevens:
  • m = 324 g   ;   V = 120 cm3   
Gevraagd:
  • ρ = ? g/cm3
Formule: 
  • ρ = m : V
Uitwerking/antwoord:
  • ρ = 324 : 120 = 2,7 g/cm3
Welke stof?
  • aluminium/graniet (Binas 15)

Een blokje metaal heeft een massa van 324 g.
Het volume van het blokje is 120 cm3.
1: Bereken de dichtheid van metaal.
2: bepaal welk materiaal het is?

Slide 9 - Slide

Vraag : 
Een stof heeft een dichtheid van 11,3 g/cm3 en een massa van 800 gram.
Wat is het volume van deze stof?
  • G:  m = 800 g  ;  ρ = 0,84 g/cm3   G:  V = ? cm3
  • F:  V = m : ρ 
  • U:  V = 800 : 0,84 = 952 
  • A:  V = 952 cm3


Slide 10 - Slide

zinken, zweven of drijven

Slide 11 - Slide

Deeltjesmodel
  • Moleculen van een stof veranderen niet

  • Moleculen van een stof bewegen voortdurend.

  • Moleculen van een stof trekken elkaar aan.

Slide 12 - Slide

Absolute nulpunt & kelvin
Kelvin --> aantal Celsius - 273
Celsius --> aantal Kelvin + 273

Slide 13 - Slide

Fasen en fase-overgangen
  • a)  vast
  • i)   vloeibaar
  • h)  gas

  • b)  rijpen
  • c)  sublimeren 
  • d) stollen
  • e)  smelten
  • f)  condenseren
  • g)  verdampen

Slide 14 - Slide

Kookpunt of kooktraject

Slide 15 - Slide

Afval scheiden!!!
  • Papier
  • Glas
  • Metalen
  • Groen Fruit Tuin afval (GFT)
  • Elektrische apparaten
  • plastic (PMD)
  • textiel
  • klein chemisch afval (KCA)
  • rest afval

Slide 16 - Slide

hergebruik of recycling!
  • Bij recyclen wordt de fles gesmolten                                           en en weer nieuw glas van gemaakt


  • Statiegeldflessen                                                                                     kun je hergebruiken door                                                                        opnieuw de fles te vullen

Slide 17 - Slide

1) Wanneer je een stof gaat scheiden, veranderen de moleculen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

2) Glycerol heeft een smeltpunt van 18 graden Celsius en een kookpunt van 290 graden Celsius.
In welke fase bevindt Glycerol zich bij kamertemperatuur?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig

Slide 19 - Quiz

3) Wat is het kookpunt en het smeltpunt in °C?

A
130°C en -222°C
B
78°C en -114°C
C
-222°C en 130°C
D
-114°C en 78°C

Slide 20 - Quiz

4) Wat gebeurt er met de temperatuur van een vloeistof als hij smelt?


A
De temperatuur daalt tijdens het smelten
B
De temperatuur stijgt tijdens het smelten
C
De temperatuur blijft gelijk tijdens het smelten

Slide 21 - Quiz

5) Piet bevindt zich boven op een berg en gaat aardappelen koken. Hier is de luchtdruk lager dan in het dal. Is hierdoor het kookpunt hoger of lager en zijn de aardappelen dan eerder of juist later klaar?
A
Het kookpunt wordt hoger => aardappelen eerder klaar
B
Het kookpunt wordt lager => aardappelen eerder klaar
C
Het kookpunt wordt hoger => aardappelen later klaar
D
Het kookpunt wordt lager => aardappelen later klaar

Slide 22 - Quiz

6) Kunnen edelmetalen roesten en/of oxideren?
A
Nee
B
Alleen roesten
C
Alleen oxideren
D
Beide

Slide 23 - Quiz

7) Als de dichtheid van een stof groter is dan de dichtheid van water, dan ...
A
zinkt de stof
B
drijft de stof
C
zweeft de stof
D
lost de stof op

Slide 24 - Quiz

8) Wat is de dichtheid van het blokje?
A
0,004 g/cm3
B
0,25 g/cm3
C
4,0 g/cm3
D
250 g/ cm3

Slide 25 - Quiz

9) Jorike vraagt de verkoper met welk schoonmaakmiddel ze de metalen spoelbak moet schoonmaken. Volgens de verkoper mag het middel niet corrosief zijn.
Welk van de volgende pictogrammen geeft aan dat een stof corrosief is?
A
B
C
D

Slide 26 - Quiz

10) Op een fles alcohol staat een picogram dat waarschuwt dat deze licht ontvlambaar is.
Welk pictogram staat op de fles.
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz


11) Wat voor soort afval is dit?
A
GFT
B
PMD
C
KCA
D
Restafval

Slide 28 - Quiz

12) Glas van de glasbak wordt ingezameld, vermalen en daarna verwerkt tot nieuwe flessen
A
Dit noemen we recycling
B
Dit noemen we hergebruik
C
Dit noemen we afval scheiden
D
Dit noemen we zonde van het glas

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide