5. Noteer van de argumenten bij vraag 4 drie argumenten die feitelijk zijn.
bijvoorbeeld:
e Duits is een relatief makkelijke taal voor ons.
f Duitsland is echt een filmland.
g Duitsland is een belangrijk vakantieland.
i Trips naar Duitse steden zijn zeer populair.
j We doen veel zaken met Duitse bedrijven.
k We gaan allemaal naar de kerstmarkten daar.