3Havo_Chapitre 1_Bilan 2223

Chapitre 1
Bilan
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Chapitre 1
Bilan

Slide 1 - Slide

Noem een paar Franse bijvoeglijke naamwoorden op die je kent

Slide 2 - Mind map

De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan _______ het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 3 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
 Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan op het zelfstandig naamwoord. 
Enk
Mv
Man
-
s
vrouw
e
es

Slide 4 - Slide

Exceptions: de vorm


Van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig:
mannelijk ev
mannelijk mv
vrouwelijk ev
vrouwelijk mv
beau (mooi)
beaux
belle
belles
nouveau (nieuw)
nouveaux
nouvelle
nouvelles
cher (duur)
chers
chère
chères
vieux (oud)
vieux
vieille
vieilles
bon (lekker, goed)
bons
bonne
bonnes
blanc (wit)
blancs
blanche
blanches

Slide 5 - Slide

Intéressant
Beau
Nouveau
Bleu
Petite
Voor het zelfstandig naamwoord
Na het zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Drag question

Vrouwelijke vorm (meervoud) van délicieux
A
délicieux
B
délicieuses
C
délicieuss
D
délicieuse

Slide 7 - Quiz

Mannelijk (enkelvoud) van het woord; sportif
A
sportif
B
sportives
C
sportifs
D
sportive

Slide 8 - Quiz

Een goed boek
A
Un bon livre
B
Une bonne livre
C
Une livre bonne
D
Un livre bon

Slide 9 - Quiz

Een gevaarlijke weg
A
Une route dangereux
B
Une route dangereuses
C
une route dangereuse
D
une dangereuse route

Slide 10 - Quiz

Een mooi meisje
A
Une fille belle
B
Une bel fille
C
Une fille bele
D
Une belle fille

Slide 11 - Quiz

Een Franse taart
A
Un gateau france
B
Un gateau française
C
Un gateau français
D
Un français gateau

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
A
Elle est italien
B
Elle est italienne
C
Elle est italiens
D
Elle est italiennes

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
Un français garçon
B
Un garçon français

Slide 14 - Quiz

Vul het bijvoeglijk naamwoord in, let goed op de plaats en de vorm.
Quelle ___ journée ___ (beau)

Slide 15 - Open question


Vertaal en plaats het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek (français)

Tu connais mon  _____ cousin ___________?

Slide 16 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm op de goede plaats..
Elles sont des _____________ filles _____________. [sérieux]

Slide 17 - Open question


Vertaal en plaats het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek (nouveau)
Elle a acheté une _____ robe ___________?

Slide 18 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(sympa) Un .....prof ......



Slide 19 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(beau) Une ..... maison ....



Slide 20 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(vieux) Une ... voiture ....


Slide 21 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(heureux) Une .... femme ......


Slide 22 - Open question

Werkwoorden op -re. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vends
vendez
vendons
vendent
vend
vends

Slide 23 - Drag question

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendent

Slide 24 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) _____ au mail.
A
réponds
B
répond
C
répondons
D
répondez

Slide 25 - Quiz

Zet in de juiste vorm.
Tu (perdre, passé composé)___ ______.

Slide 26 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Tu (hebt gehoord) __ _________.

Slide 27 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Vous (hebben verkocht) ___ ______.

Slide 28 - Open question

Zet in de juiste vorm.
J' (heb gewacht) ___ _______.

Slide 29 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé) ___ ____.

Slide 30 - Open question

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
la photo
B
le message
C
la réaction
D
l'addition

Slide 31 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
devant
B
derrière
C
grâce à
D
près de

Slide 32 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
marrant
B
souvent
C
intelligent
D
sympa

Slide 33 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
facile
B
difficile
C
dire
D
simple

Slide 34 - Quiz

Ik weet wat ik (nog) moet leren voor de Repetitie over chapitre 1.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll