WKPV 2 Toetsoefenvragen

WKPV 2 Toets oefenvragen
Quizvragen over de gehele stof WKPV: 
- Handhaving door toezicht en opsporing
- Wet op de economische delicten
- Verkeerswetgeving
-Bijzondere wetten
-APV
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WKPV 2 Toets oefenvragen
Quizvragen over de gehele stof WKPV: 
- Handhaving door toezicht en opsporing
- Wet op de economische delicten
- Verkeerswetgeving
-Bijzondere wetten
-APV

Slide 1 - Slide

Wanneer is het verboden om een groot voertuig in de buurt van een plaats voor bewoning of ander gebouw voor dagelijks gebruik te parkeren?
A
Als er geen parkeergelegenheid overblijft voor de bewoners of er anderszins hinder of overlast ontstaat
B
Als het uitzicht wordt belemmerd of er anderszins hinder of overlast ontstaat
C
Als het uitzicht wordt belemmerd of er geen parkeergelegenheid overblijft voor de bewoners

Slide 2 - Quiz

Op welke plaatsen moet verplicht een rookverbod in worden gesteld?
A
In een horeca inrichting, in een gebouw waar een werknemer werkt en in het vliegtuig
B
In een gebouw van de staat, of een gebouw voor gezondheidszorg of sport
C
Op alle genoemde plaatsen moet verplicht een rookverbod worden ingesteld

Slide 3 - Quiz

Wanneer mag je op basis van de Visserijwet iemand naar zijn vispas vragen?
A
Alleen als er een verdenking bestaat dat de persoon zonder vispas vist
B
Dit mag in alle gevallen , hiervoor is het niet noodzakelijk dat de persoon een verdachte is
C
Als de vissende persoon zich verdacht gedraagt en dus als verdahte is aan te merken

Slide 4 - Quiz

Wat wordt er verstaan onder vuurwerk?
A
Pyrotechnische artikelen ter vermaak
B
Kleptotechnische artikelen ter vermaak
C
Mesotechnische artikelen ter vermaak

Slide 5 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van een openbare plaats?
A
Een park, speelweiden, het schoolplein
B
De weg, plantsoenen, winkelgalerijen
C
Stationshal, parkeergarage, winkelgalerijen

Slide 6 - Quiz

Wanneer is er sprake van openbaar water?

A
Alle wateren binnen de gemeentegrenzen is openbaar water
B
Als er bij het water een bord staat dat het opbaar is
C
Als het water vrij toegankelijk is voor het publiek, bijv. om te varen of zwemmen

Slide 7 - Quiz

Welke zaken mogen niet beplakt, bekrast of beklad worden?
A
Roerende zaken in de openbaren ruimte
B
Onroerende zaken in de openbare ruimte
C
Onroerende zaken op een privé terrein

Slide 8 - Quiz

Aan welke vorderingen moet iemand die vist voldoen als de opsporingsambtenaar daarom vraagt volgens de Visserijwet?
A
Het afgeven van de vereiste bescheiden en gesloten viskarren te openen
B
Aan alle genoemde verordeningen moet worden voldaan
C
De ambtenaar in gelegenheid stellen het vaartuig te betreden en het vistuig te lichten

Slide 9 - Quiz

Mogen gemeente en provincies eigen regels stellen die het verkeer betreffen?
A
Nee, regels omtrent het verkeer staan alleen in formele wetten
B
Ja, zo lang de regels niet in strijd zijn met de bepaling van de wet
C
ja dit mag altijd

Slide 10 - Quiz

Mag je tijdens de jaarwisseling overal vuurwerk afsteken?
A
Nee, het collega kan bepaalde vuurwerkvrije zondes aanwijzen
B
Ja, binnen de aangegeven tijdstippen mag je overal vuurwerk afsteken
C
Nee, vuurwerk mag alleen binnen de bebouwde kom worden afgestoken

Slide 11 - Quiz

Als iemand op het terrein van een ander een standplaats wilt innemen, van wie moet hij dan testeming hebben?

Slide 12 - Open question

Het is verboden om....... op de weg te laten staan?
A
(Gemotoriseerde) bakfietsen
B
(Brom)fietsen
C
(Brom)fietswrakken

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste criteria om te kunnen spreken van een motorrijtuig volgens de WVW?
A
Het moet door een mechanische kracht worden voortbewogen en dat mag niet via spoorstaven gebeuren
B
Het moet door een benzinemotor worden voortbewogen en dat mag niet via spoorstaven gebeuren
C
Het moet door een mechanische kracht worden voortbewogen en het moet zich verplaatsen via spoorstaven

Slide 14 - Quiz

Opdracht
Maak de vragen over de Visserijwet 1963
Vragen 38 t/ 50.
Deze gaan we als iedereen klaar is klassikaal bespreken.

Slide 15 - Slide

Noteer op het bord de onderwerpen/hoofdstukken die je graag nog wilt doornemen.

Deze onderwerpen zullen we later bespreken

Slide 16 - Slide


38. Wat wordt verstaan onder het begrip rechthebbende op het visrecht?
39. In een viswinkel worden moten vis te koop aangeboden. Vallen deze moten ingevolge de Visserijwet 1963 onder het begrip vis?
40. Iemand zit aan de waterkant met een hengel in zijn hand. Het snoer van de hengel loopt naar een dobber, die op het water drijft. Is hier sprake van vissen in de zin van de Visserijwet 1963?
41. Welke relatie bestaat er tussen de afmetingen van een vis en de handelingen die de visser mag ondernemen ten aanzien aan die vis?
42. Is er sprake van binnenvisserij als iemand met twee hangels in de Maas vist?
43. Wanner is iemand, niet zijnde een beroepsvisser, gerechtigd is om te vissen?
44. Een visser ligt met zijn visboot zo’n 2 meter uit de wal. Hij vist met 2 hengels. Welke bevoegdheden heeft een BOA om na te gaan of de bepalingen van de Visserijwet 1963 worden nageleefd?
45. Hoe wordt de geldigheid van een VISpas gecontroleerd?
46. Welke strafbare feiten kent de Visserijwet 1963 in het kader van de sportvisserij?
47. Een BOA wordt op straat aangesproken door een man, die de BOA vertelt dat er volgens hem in de rijdende viswinkel, die een verderop standplaats heeft ingenomen, ondermaatse vis wordt verkocht. Als de BOA de rijdende viswinkel wilt betreden, wordt hij tegengehouden door de verkoper.
Geeft de Visserijwet 1963 de BOA in dit geval nog extra bevoegdheden?
48. Waarom bestaat er, naast de Visserijwet 1963, een Reglement voor de Binnenvisserij?
49. Iemand zit om middernacht te vissen in een binnenwater met één hengel. Is dit toegestaan?
50. Wat mag een visser, die in het bezit is van een Kleine Vispas?





38.  Wat wordt verstaan onder het begrip rechthebbende op het visrecht?
39.  In een viswinkel worden moten vis te koop aangeboden. Vallen deze moten ingevolge de Visserijwet 1963                  onder het begrip vis?
40.  Iemand zit aan de waterkant met een hengel in zijn hand. Het snoer van de hengel loopt naar een dobber, 
        die op het water drijft. Is hier sprake van vissen in de zin van de Visserijwet 1963?
41.  Welke relatie bestaat er tussen de afmetingen van een vis en de handelingen die de visser mag ondernemen          ten aanzien aan die vis?
42.  Is er sprake van binnenvisserij als iemand met twee hangels in de Maas vist?
43.  Wanner is iemand, niet zijnde een beroepsvisser, gerechtigd is om te vissen?
44.  Een visser ligt met zijn visboot zo’n 2 meter uit de wal. Hij vist met 2 hengels. Welke bevoegdheden heeft een          BOA om na te gaan of de bepalingen van de Visserijwet 1963 worden nageleefd?
45.  Hoe wordt de geldigheid van een VISpas gecontroleerd?
46.  Welke strafbare feiten kent de Visserijwet 1963 in het kader van de sportvisserij?
47.  Een BOA wordt op straat aangesproken door een man, die de BOA vertelt dat er volgens hem in de rijdende            viswinkel, die een verderop standplaats heeft ingenomen, ondermaatse vis wordt verkocht. 
        Als de BOA de rijdende viswinkel wilt betreden, wordt hij tegengehouden door de verkoper.
       Geeft de Visserijwet 1963 de BOA in dit geval nog extra bevoegdheden?
48.  Waarom bestaat er, naast de Visserijwet 1963, een Reglement voor de Binnenvisserij?
49.  Iemand zit om middernacht te vissen in een binnenwater met één hengel. Is dit toegestaan?
50.  Wat mag een visser, die in het bezit is van een Kleine Vispas?




Slide 17 - Slide