Engels 1B

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs

present simple en present continuous

ik ken het verschil tussen de present simple en de present continuous

ik ken de woordjes van lesson 3 en 4

herhaling present simple en present continuous

Engels

week 17

start Lesson 5

hebben we alle doelen behaald?

wangen

1. chin
2. cheeks

cash:

1. contant geld
2. betalen

rijk

1. poor
2. rich

wallet

1. muur
2. portomonnee

vinger

1. finger
2. thumb

Dat is te duur.

1. That is too expensive.
2. That is too cheap.

klein

1. tiny
2. small

jaw

1. haai
2. kaak

My pocket money is 5 euros a week

1. Mijn boodschappen kosten 5 euro per week
2. Mijn zakgeld is 5 euro per week

to touch

1. aanraken
2. toucheren

Aan het werk

blz. 189-191 opdr. 1, 2, 5, 6

Klaar? doe de quizvragen op de volgende pagina's

She is playing the piano.

1. Present Simple
2. Present Continuous

It rains a lot in winter.

1. Present simple
2. Present continuous

He is doing the dishes.

1. Present Simple
2. Present Continuous

Lucy lives in London.

1. Present simple
2. Present continuous

Rebecca is watching Netflix.

1. Present simple
2. Present continuous

De shit-regel hoort bij?

1. Present Simple
2. Present Continuous

I am working is een

1. present simple
2. present continuous