quatrième cours 4/5havo-29 septembre

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Planning et buts

Les buts

Aan het eind van dit blokuur....

1. Kan je vertellen over je favoriete land

2. Kan je de présent en de passé composé toepassen

Le planning

1.  Qu’est-ce que tu aimes faire le week-end ?  (Mondeling)
2. Huiswerkcontrole 
3. Overhoring in Itslearning maken
4. Uitleg grammatica
   
5. Kahoot
   
6. Opdrachten maken & begin maken aan portfoliopdracht 3

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.

We overleggen zachtjes als we een vraag hebben.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal.

 Qu’est-ce que tu aimes faire le week-end ?

Devoirs

Maken:
4HAVO
1. Beantwoord de volgende vraag en français : Qu’est-ce que tu aimes faire le week-end ? (mondeling)
2. maak de opdrachten 14,16,17,19,20,22 en 23 in je boek (p.18-23)

5HAVO
1. Beantwoord de volgende vraag en français : Qu’est-ce que tu aimes faire le week-end ? (mondeling)
2. maak het werkblad over de regelmatige werkwoorden in de présent & passé composé & lever deze in.

Leren:
 4HAVO:
regarder B & lire B  (p.42-43 WB.A)
 5HAVO:
Examenidioom 11 t/m 20

Le présent

Le passé composé

Imparfait:  "ik kende"

présent

Je connais

Tu connais

Il connaît

Nous connaissons

Vous connaissez

Ils connaissent

Imparfait:

nousvorm - ons + uitgang

connaissais

connaissais

connaissait

connaissions

connaissiez

connaissaient

ils - acheter - imparfait

imparfait

hij praatte

regarder, je (imparfait)

Imparfait:
Entendre: elle

vendre, nous (imparfait)

dormir, je (imparfait)

futur & conditionnel

het hele werkwoord + uitgang

uitgang futur:

ai

as

a

ons

ez

ont

uitgang conditionnel:

ais

ais

ait

ions

iez

aient

Il ... (chercher, futur)

Nous ______ (demander) futur

futur, Ils........ (parler)

Zet het werkwoord ''choisir'' met ''ik'' in:
1. de futur simple
2. de conditionnel

(vendre, conditionnel )
u zou verkopen

Commencer, nous .........(conditionnel)

manger - il ................ (conditionnel)

tu............... - regarder - conditionnel

Vous .............. (donner, conditionnel)

avoir=hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

 être (zijn)

suis

es

est

sommes

êtes

sont

aller

=

  gaan

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle

nous

vous

ils/elles

tu

je

allons

vont

vais

allez

vas

va

Onregelmatige werkwoorden

Les devoirs

Maken:
4HAVO


5HAVO

Leren:
 4HAVO:


 5HAVO:

Qu’as-tu pensé de la leçon ?

😒🙁😐🙂😃