Module 8 - les 8 argumentatie

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen

  • Examenvragen - argumentatie
  • Drogredenspel



Slide 2 - Slide

Boek 10

Citeer tien fragmenten uit je leesboek waarin je een koppeling maakt met een of meerdere van de bovenstaande kenmerken uit het ik-tijdperk. Daarna voorzie je je keuze van uitleg/toelichting in de context van het werk. Lees van tevoren wat er in Laagland staat geschreven over jouw gekozen schrijver/werk.

Slide 3 - Slide

Boek 10

Citeer tien fragmenten uit je leesboek waarin je een koppeling maakt met een of meerdere van de bovenstaande kenmerken uit het ik-tijdperk. Daarna voorzie je je keuze van uitleg/toelichting in de context van het werk. Lees van tevoren wat er in Laagland staat geschreven over jouw gekozen schrijver/werk.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Boek 10

25 minuten lezen

Maak ondertussen aantekeningen (dossieropdracht)

Slide 7 - Slide

Centraal Schriftelijk Eindexamen
Nederlands vwo 
1e tijdvak
Vrijdag 9 mei 2025

Slide 8 - Slide

Argumenteren
Op het Centraal Schriftelijk Eindexamen wordt je kennis van argumentatie getoetst. Die kennis valt uiteen in twee vaardigheden: 
(1) een betoog analyseren 
(2) een betoog beoordelen.

Alle theorie over argumenteren vind je in de gelijknamige cursus in Nieuw Nederlands!

Slide 9 - Slide

Een betoog analyseren
Je kunt:
  • standpunten en argumenten identificeren en interpreteren;
  • feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden;
  • argumentatiestructuren herkennen: enkelvoudige, onderschikkende en nevenschikkende argumentaties;
  • argumentatieschema's herkennen.

Slide 10 - Slide

Argumentatieschema's
We onderscheiden argumentatieschema's op basis van:
  • oorzaak en gevolg;
  • kenmerk of eigenschap;
  • voor- en nadelen;
  • voorbeelden;
  • vergelijking;
  • autoriteit

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Let op:
Niet-feitelijk/subjectief = WAARDEREND

Slide 13 - Slide

Lezen: 'Mannen? Nee, vrouwen zijn bevoorrecht'

blz 362

Slide 14 - Slide

Opdracht 1a
(1p) Welk standpunt wordt in tekst 1 ingenomen als het gaat om de positie van vrouwen en mannen?

Slide 15 - Slide

(1p) Welk standpunt wordt in tekst 1 ingenomen als het gaat om de positie van vrouwen en mannen?
A
Het is terecht dat vrouwen bevoorrecht worden, omdat dat al eeuwenlang het geval is.
B
Het is terecht dat vrouwen bevoorrecht worden, omdat ze nu eenmaal zwakker zijn.
C
Mannen moeten bevoorrecht worden, omdat zij al eeuwenlang achtergesteld worden.
D
Mannen moeten bevoorrecht worden, omdat ze het nu slechter hebben dan vrouwen.

Slide 16 - Quiz

Opdracht 1b
De redenering/argumentatie die in tekst 1 wordt uitgewerkt, kan worden samengevat met behulp van het schema. 

Vul het verder aan. Geef antwoord in volledige zinnen. Soms moet je de kern van een argument in eigen woorden samenvatten. Gebruik voor je antwoord in totaal niet meer dan 70 woorden.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Opdracht 2a

Lees tekst 2 Tekstfragment 2 en beantwoord de vragen.

(2p) Wat is in tekst 2 het centrale standpunt? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.

Slide 19 - Slide

(2p) Wat is in tekst 2 het centrale standpunt?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.

Slide 20 - Open question

Opdracht 2b

(1p) In welke alinea wordt met name gebruikgemaakt van argumentatie op basis van waarderende uitspraken?

Slide 21 - Slide

(1p) In welke alinea wordt met name gebruikgemaakt van argumentatie op basis van waarderende uitspraken?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
alinea 3

Slide 22 - Quiz

Argumentatieschema's herkennen
Er zijn zes verschillende argumentatieschema’s: op basis van oorzaak en gevolg, kenmerk of eigenschap, voor- en nadelen, voorbeelden, vergelijking en autoriteit.
Het juiste schema zoek je in drie stappen:
Stap 1 Onderstreep het standpunt.
Stap 2 Onderstreep het argument.
Stap 3 Bepaal van welk schema er sprake is (door de redenering te vergelijken met de voorbeelden uit de cursus 6 Argumenteren, paragraaf 3.)

Slide 23 - Slide

Opdracht 4a
Lees tekst 4 Tekstfragment 2 en beantwoord de vraag.

Een schrijver kan gebruikmaken van verschillende soorten argumentatie.
(1p) Van welk argumentatieschema wordt gebruikgemaakt in alinea 3 van tekst 4?

Slide 24 - Slide


(1p) Van welk argumentatieschema wordt gebruikgemaakt in alinea 3 van tekst 4?
A
autoriteit
B
vergelijking
C
voorbeeld

Slide 25 - Quiz

Argumentatiestructuren herkennen
Er zijn drie verschillende argumentatiestructuren: enkelvoudige, onderschikkende en nevenschikkende argumentaties. 

Bij nevenschikkende argumentatie kan sprake zijn van afhankelijke of van onafhankelijke argumenten. Die structuren kunnen gecombineerd worden tot een onder- en nevenschikkende argumentatie.

Slide 26 - Slide

Argumentatiestructuren herkennen
Om de argumentatiestructuur vast te stellen, zet je eerst zelf de argumentatie in een blokjesschema. 

Vervolgens stel je de structuur vast zie Argumenteren paragraaf 2.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Opdracht 7
Lees alinea 4 van de tekst Mannen? Nee vrouwen zijn bevoorrecht 
en beantwoord de vraag.

(1p) Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

Slide 29 - Slide


(1p) Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
onder- en nevenschikkende argumentatie

Slide 30 - Quiz

Tegenargument
Om een betoog te analyseren, moet je naast standpunten en argumenten ook tegenargumenten en weerleggingen kunnen herkennen. 

Een tegenargument is een reactie op een standpunt: een argument tegen dat standpunt.

Slide 31 - Slide

Weerlegging
Om een betoog te analyseren, moet je naast standpunten en argumenten ook tegenargumenten en weerleggingen kunnen herkennen. 

Een tegenargument is een reactie op een standpunt: een argument tegen dat standpunt.

Slide 32 - Slide

Drogredenen herkennen
Op het examen wordt je soms gevraagd drogredenen te benoemen. Een goede tekst behoort uiteraard geen drogredenen te bevatten. Daarom staat in de vraag naar een drogreden vaak een zinsnede als ‘een kritische lezer zou hier een drogreden kunnen herkennen’. 

Het stukje tekst waar de drogreden te vinden is, wordt in de vraag aangeduid.

Slide 33 - Slide

Drogredenen herkennen
Er zijn twee groepen drogredenen:
1 onjuist gebruik van argumentatieschema’s;
2 overtreden van discussieregels.

Bij een drogreden is sprake van een slechte argumentatie. Probeer altijd eerst het standpunt en het argument te vinden en vervolgens te bedenken waarom het argument slecht is. Dat lukt het beste bij drogredenen uit de eerste groep. Bij de tweede groep moet je vooral letten op formuleringen.

Slide 34 - Slide

Drogredenen oefenen
Ga naar:
https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/spreken/ 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Opdracht 15
Lees de tekst Het recht om de gordijnen te mogen sluiten en beantwoord de vraag.

In alinea 6 wordt een argumentatie opgezet die in alinea 7 eindigt met de volgende conclusie: “Het onschuldbeginsel … toekomstige verdachten.” (alinea 7, regels 138-141) Een kritische lezer kan zich afvragen of het gerechtvaardigd is om deze conclusie te trekken.

Slide 37 - Slide


(1p) Welke van onderstaande drogredenen kan de kritische lezer in genoemde argumentatie zien?
A
het ontduiken van bewijslast
B
het overdrijven van voor- of nadelen
C
een overhaaste generalisatie

Slide 38 - Quiz

Aanvaardbaarheid
Om de argumentatie van een heel betoog te beoordelen op aanvaardbaarheid, stel je de volgende vragen:
• Zijn de feitelijke argumenten aanvaardbaar en controleerbaar?
• Zijn de gebruikte bronnen betrouwbaar?
• Zijn de waarderende argumenten aanvaardbaar?
• Zijn de argumenten relevant?
• Is de argumentatie consistent? (Spreekt de auteur zichzelf niet tegen?)
• Is de argumentatie toereikend? 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Huiswerk 9 december
Cursus 10 Eindexamen
Analyseren en interpreteren + Argumenteren
oefen met opdrachten die we niet samen gemaakt hebben

Slide 41 - Slide