6 Trouw aan de heer

Paragraaf 4.6 Trouw aan de heer
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 4.6 Trouw aan de heer

Slide 1 - Slide

Overzicht deze week
-Leerdoelen
-Uitleg lezen/filmpjes bekijken
-Maken opdrachten
-Test Jezelf voor controle leerdoelen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
-Ik kan uitleggen hoe het leenstelsel werkt
-Ik kan uitleggen hoe de samenwerking was tussen de kerk en de koning
-Ik kan uitleggen hoe het Frankische rijk uit elkaar viel

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 5 - Slide


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.

Slide 6 - Slide

Bestuur
  • Leenstelsel
  • Geen geld voor soldaten, dus:
  • In plaats van geld, land lenen aan legeraanvoerders
  • Zij krijgen: land + opbrengst land
  • Koning krijgt: trouw (eed) + soldaten
  • Leenmannen werden de adel
  • Bv. ridders, graven, hertog

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 9 - Slide

Aan het werk....
  • Lees par 4.6
  • Maak 4.6, opdracht 1t/m 10, 12 en 13
  • Maak Test Jezelf 4.6

Slide 10 - Slide

leenstelsel
- In de volgende filmpjes wordt het leenstelsel verder uitgelegd. Iedere keer op een andere manier. Kijk zelf welk filmpje het beste bij jou past.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Bonifatius was erg belangrijk bij de verspreiding van het christendom?
A
waar, want hij heeft veel mensen bekeerd
B
niet waar, de Friezen waren te machtig
C
waar, hij heeft een klooster gesticht
D
niet waar, dat was Willibrord

Slide 15 - Quiz

Wat was Willibrord?
A
ridder
B
monnik
C
Leenheer
D
koning

Slide 16 - Quiz

Wat was de hoogste stand?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren
D
de priesters

Slide 17 - Quiz

Wat was de taak van de adel
A
Bidden
B
Voor voedsel zorgen
C
Beschermen van het volk
D
Het land besturen

Slide 18 - Quiz

Heidenen zijn...
A
Mensen die in God geloven
B
Mensen die Jezus volgde
C
Mensen die geloven in natuurgoden
D
tegenstanders van de moslims

Slide 19 - Quiz

Een Germaanse god is...
A
Clovis
B
Donar
C
Jupiter
D
Juno

Slide 20 - Quiz

Iemand die heidenen bekeerd noemen we een...
A
Paus
B
Monnik
C
Non
D
Missionaris

Slide 21 - Quiz

De Middeleeuwen begon en eindigde in...
A
400 - 1400
B
500 - 1453
C
500 - 1500
D
500 - 1600

Slide 22 - Quiz

Het Romeinse Rijk werd opgesplitst in het jaar
A
400
B
395
C
476
D
622

Slide 23 - Quiz

Een reden voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk is...
A
Te weinig belasting inkomsten
B
Ruzie over de opvolging van de keizers
C
Het leger was te klein
D
A, B en C zijn goed

Slide 24 - Quiz

Domein bestond uit
A
Woeste grond
B
land gebruikt door heer
C
Land gebruikt door horigen
D
A, B en C zijn juist

Slide 25 - Quiz

Herendiensten
A
Zijn werkzaamheden verricht door de heer
B
Zijn werkzaamheden verricht door een vrije boer
C
Zijn werkzaamheden verricht door een horige

Slide 26 - Quiz

Hoe kan je een horige het beste omschrijven?
A
slaaf
B
hulpje
C
werknemer
D
simpele boer

Slide 27 - Quiz

Welk Germaans volk moest als laatste bekeerd worden tot het christendom?
A
bataven
B
friezen
C
tubanten
D
franken

Slide 28 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 29 - Quiz

Laatste vraag.......uit welke stam komt Karel de Grote?
A
De Moren
B
De Franken
C
De Longobarden
D
De Saksen

Slide 30 - Quiz