38-1,2,3: Verbanden tussen zinnen aanbrengen, les 2 meisje v mars, verder werken artikel

Neem alvast blz. 246 voor je. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Neem alvast blz. 246 voor je. 

Slide 1 - Slide

LESDOEL
Aan het eind van de les weet je hoe je verbanden tussen zinnen kunt aanbrengen door het gebruik van verwijs- en signaalwoorden.

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
In plaats van een woord veel te herhalen, gebruik je verwijswoorden.

Het-woorden --> dat, dit, het zijn
De-woorden --> die, deze, hij, zij, zijn, hem, haar
Personen --> hij, zij, zijn, hem, haar
Meervoud --> ze, die, hun

Slide 5 - Slide

Soorten tekstverbanden:
      1. Chronologisch tekstverband
  2. Opsommend tekstverband
     3. Tegenstellend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband
5. Concluderend tekstverband
6. Redengevend tekstverband
7. Oorzakelijk tekstverband
8. Doel-middel
9. Samenvattend tekstverband
10. Vergelijkend tekstverband

Slide 6 - Slide

Doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken. 


Bijbehorende signaalwoorden: 
aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat 

Slide 7 - Slide

Doel-middelverband
De bezorger heeft de bakfiets nodig om de maaltijden te bezorgen.
Doel = maaltijden bezorgen
Middel = bakfiets

Slide 8 - Slide

Vergelijkend verband

Een vergelijkend verband geeft aan

dat er dingen met elkaar vergeleken worden.


Er wordt een verschil of overeenkomst genoemd.


Slide 9 - Slide

Vergelijkend verband
signaalwoorden
voorbeeld
net zoals, evenals, vergeleken met
Ik ga op vakantie naar Frankrijk, net zoals Liesje. 

Slide 10 - Slide

Samenvattend verband

Een samenvattend verband geeft informatie uit de tekst op een verkorte manier.


signaalwoorden: kortom, samengevat, met andere woorden etc.



Slide 11 - Slide

Samenvattend verband
signaalwoorden
voorbeeld
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
Kortom, ik ga naar de supermarkt. 

Slide 12 - Slide

Welk tekstverband herken je? 'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 13 - Quiz

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 14 - Quiz


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 15 - Quiz

Maken/huiswerk
Blz. 246 Opdracht 1 en 2.
Interview en artikel zover mogelijk afkrijgen.
Blijf lezen in Meisje van Mars.

Slide 16 - Slide

LESSEN WOENSDAG

Slide 17 - Slide

Neem alvast het huiswerk voor je. 
Laat jouw iPad in je tas.

Slide 18 - Slide

Les 2 Meisje van Mars 
Neem het bestand op Teams voor je.

Slide 19 - Slide

Verder werken aan het artikel
- Lees elkaars artikel en geef feedback.
- Maak aantekeningen en verwerk de feedback.

Slide 20 - Slide