Test je kennis over Politiek nr. 1

LESDOEL: TEST JE KENNIS 
BEGRIPPEN:
* POLITIEK , democratie  , dictatuur
belang

1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

LESDOEL: TEST JE KENNIS 
BEGRIPPEN:
* POLITIEK , democratie  , dictatuur
belang

Slide 1 - Slide

Vrijheid van godsdienst.
Zonder proces vastgezet

Tientallen journalisten opgepakt in Turkije.

Vrijheid van meningsuiting.
Recht op een eerlijke rechtszaak.

Slide 2 - Drag question

Zonder proces vastgezet

Tientallen journalisten opgepakt in Turkije.

Moskee beklad

Vrijheid van meningsuiting.
Recht op een eerlijke rechtszaak.
Vrijheid van godsdienst

Slide 3 - Drag question

Welke zin is juist?
A
Politici zijn altijd minister
B
Politici moeten beslissingen nemen
C
Alle politici werken in Den Haag
D
Politici zijn altijd lid van de Tweede Kamer

Slide 4 - Quiz

Bij de overheid werken............en politici. Welk woord is weggelaten?
A
Winkeliers
B
Ambtenaren
C
Bedrijven

Slide 5 - Quiz

Wat zijn belangrijke taken van politiek?
A
Keuzes maken en besluiten nemen
B
Vergaderen en geld uitgeven.
C
Verslagen en rapporten schrijven.
D
Bekeuringen uitdelen.

Slide 6 - Quiz

Ambtenaren kunnen bij het Rijk, ……………….. en de gemeente werken.
Welke woorden zijn weggelaten?
A
de provincie
B
grote bedrijven
C
in de handel
D
in hun eigen bedrijf

Slide 7 - Quiz

Waarmee houdt een ambtenaar zich bezig die bij het Rijk werkt?
A
Gemeentelijke zaken
B
Provinciale zaken
C
Landelijke zaken
D
Persoonlijke zaken

Slide 8 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Ambtenaren werken voor de overheid.
2. Burgers betalen belasting, de bedrijven niet.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 9 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Politici en ambtenaren vormen samen de overheid.
2. Politici nemen besluiten over belangrijke zaken.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

Op welke twee manieren kan de overheid meer geld krijgen?
A
De belastingen verlagen en meer geld uitgeven.
B
De belastingen verlagen en minder geld uitgeven.
C
De belastingen verhogen en meer geld uitgeven
D
De belastingen verhogen en minder geld uitgeven.

Slide 11 - Quiz

Wat hoort bij de overheid?
A
Een reisbureau
B
Een uitzendbureau
C
Een politiebureau
D
Een bank

Slide 12 - Quiz

Wie werkt bij de overheid?
A
Boekverkoper
B
Loodgieter
C
Advocaat
D
Wethouder

Slide 13 - Quiz

Welke zinnen zijn juist?
1. De overheid bestaat uit politici en ambtenaren.
2. De burgemeester van Amsterdam is ook minister-president van het hele land.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 14 - Quiz

In een democratie mag de bevolking om de paar jaar stemmen. Zij kiezen dan:
A
de ambtenaren
B
de grondwet
C
de politici
D
de dictatuur

Slide 15 - Quiz

In Nederland mag je stemmen als je ……… bent en een Nederlands paspoort hebt.
Welke woorden zijn weggelaten?
A
16 jaar
B
17 jaar
C
18 jaar
D
20 jaar

Slide 16 - Quiz

In een dictatuur:
A
is de macht in handen van één persoon of een kleine groep mensen.
B
heeft de bevolking veel rechten en nauwelijks plichten.
C
hebben de massamedia veel vrijheid.
D
zijn elk jaar verkiezingen.

Slide 17 - Quiz

Wat is een kenmerk van een dictatuur?
A
Er zijn eerlijke verkiezingen.
B
Er zijn veel politieke partijen.
C
Kranten kunnen schrijven wat ze willen.
D
De politie of het leger pakt politieke tegenstanders op.

Slide 18 - Quiz

Welke zinnen zijn juist?
In een dictatuur:
1. hebben burgers mensenrechten.
2. bepalen de leiders wat de media mogen schrijven of uitzenden.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Hard optreden tegen politieke tegenstanders zie je in een:
A
dictatuur
B
democratie

Slide 20 - Quiz

Burgers hebben de minste vrijheid in een:
A
dictatuur
B
democratie

Slide 21 - Quiz

Landen met een dictatuur zijn:
A
Duitsland en Frankrijk.
B
De Verenigde Staten en Spanje.
C
Luxemburg en Groot-Brittannië.
D
Saoedi-Arabië en Noord-Korea.

Slide 22 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In de grondwet staan alle fatsoensregels.
2. In de grondwet staan de belangrijkste rechten en plichten.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat staat er in de grondwet onder andere?
A
Dat je belasting moet betalen.
B
Dat je school moet afmaken.
C
Welke godsdiensten verboden zijn.
D
Hoeveel geld mensen mogen verdienen.

Slide 24 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In de grondwet staat dat burgers mensenrechten hebben.
2. In een dictatuur hebben de burgers alle macht.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 25 - Quiz

De overheid kan burgers plichten opleggen. Dit gebeurt:
A
In een dictatuur
B
In een democratie
C
In een dictatuur en een democratie

Slide 26 - Quiz

Een baas moet een werknemer niet zomaar kunnen ontslaan.
Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
Links
B
Rechts
C
Midden

Slide 27 - Quiz

Democratie
Dictatuur
Censuur
Oppositiepartijen
Verkiezingsfraude
Grondrechten

Slide 28 - Drag question

De ……………… leest op Prinsjesdag de plannen van de ministers voor.
Welk woord is weggelaten?
A
de minister van Binnenlandse Zaken
B
voorzitter van de Tweede Kamer
C
minister-president
D
koning

Slide 29 - Quiz

Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is de ministers controleren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Op Prinsjesdag leest de Tweede Kamer voor wat de plannen van de regering zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

In Nederland heeft de koning nog maar weinig macht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

De koning zit in de regering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

SLEEPVRAAG: Welke situatie of kenmerk hoort bij een democratie, bij een dictatuur of bij allebei?
Sleep het kenmerk/situatie naar 'democratie', naar 'dictatuur' of naar 'allebei'
Democratie
Dictatuur
Allebei
1. Burgers moeten zich aan de wet houden.
2. De regering verbiedt een nieuwe politiek partij.
3. De overheid heeft het geweldsmonopolie.
4. Er wordt gefraudeerd bij de verkiezingen.
5. Op tv mag je grappen maken over het staatshoofd.
6. Ministers worden niet door het volk gekozen.
7. Rechters zijn niet onafhankelijk.
8. Er is sprake van trias politica.
9. Politici komen hun belofte niet altijd na.

Slide 34 - Drag question

Nederland
Dictatuur
Democratie
Persvrijheid
Censuur
Volk beslist

Slide 35 - Drag question

Welke kenmerken horen bij een dictatuur en welke bij een democratie?
Democratie
Dictatuur
Er zijn geen eerlijke verkiezingen.
De macht is in handen van het volk.
De macht is in handen van een persoon.
Er zijn strenge straffen.
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.
Er zijn grondrechten.
Opvolging wordt besloten door een persoon.

Slide 36 - Drag question

Welk begrip/afbeelding hoort bij democratie en welke bij dictatuur?
Democratie
Dictatuur
één iemand heeft de macht.
Zelf kiezen welk geloof je hebt.

Slide 37 - Drag question

Welk begrip/afbeelding hoort bij democratie en welke bij dictatuur?
Democratie
Dictatuur
Leger heeft de macht.
Zelf kiezen welk geloof je hebt.

Slide 38 - Drag question


Je moet je aan de wet houden
Democratie
Dictatuur
Beiden

Slide 39 - Poll


Ik weet al wat ik later worden wil.
Ja
Nee
Ik twijfel nog

Slide 40 - Poll

Weet jij hoe je het beste leert voor Politiek?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll