Tu parles avec un(e) camarade de classe de ton/ta meilleur(e) ami(e).
– Groet terug en geef antwoord.
– Geef antwoord, noem twee dingen. Vraag wie de beste vriend(in) van de ander is.
– Stel een vraag over de beste vriend(in) van de ander.
– Vraag wat de ander gaat doen/heeft gedaan.
– Vraag naar de mening van de ander.
– Geef aan of je het eens bent met de mening van de ander.
– Sluit het gesprek passend af.