HV1 25/09/2024

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programme
  • Dagopening
  • Herhaling lidwoorden
  • Nabespreken opdracht 16 & 17
  • Au travail!  

Slide 2 - Slide

Lidwoorden
- Wat lidwoorden zijn in NL en FR.
- Dat in het Frans ook meervoud bij
   de lidwoorden bestaat.
- Dat een lidwoord mannelijk of
   vrouwelijk kan zijn.
- En iets met een l', wie weet dit nog?
Vorige keer
Je weet al:

Slide 3 - Slide

De en het vertaal je in het Frans met :

le / la / les 

Slide 4 - Slide

Maar wanneer gebruik je 
le / la / les?


Hier zit een regel aan vast waardoor
je het lidwoord altijd goed toepast!

Slide 5 - Slide

Voor mannelijke woorden gebruik je le 

Slide 6 - Slide




Voor vrouwelijke woorden gebruik je: la

Slide 7 - Slide


Let op..

Woorden die beginnen
met een klinker of stomme h,
veranderen de le / la in l':

l'ami, l'hôtel 

Slide 8 - Slide

Voor meervoud
gebruik je: les

Slide 9 - Slide

Dit was het lidwoord: de / het 
le       la       l'      les

Slide 10 - Slide

Kies uit: le, la,l' of les
J'ai un ordinateur. _____ ordinateur (m) est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 11 - Quiz

Kies uit: le, la, l' of les
J'ai une piscine. ______ piscine (v) est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 12 - Quiz

Kies uit: la,le,l' of les
Je donne _____ cahier (m) à mon père.
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 13 - Quiz

Raphael n'aime pas ......... campings.
A
le
B
les
C
la

Slide 14 - Quiz

Er bestaat ook nog
het lidwoord: een

  un / une

Slide 15 - Slide

Wat is het verschil tussen un / une?

Slide 16 - Open question

Un = de mannelijke vorm

Slide 17 - Slide

Une = de vrouwelijke vorm

Slide 18 - Slide

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
un
B
la
C
une

Slide 19 - Quiz

Welk lidwoord geeft aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
une
C
les
D
l'

Slide 20 - Quiz

Welk lidwoord geeft aan dat het vrouwelijk is?
A
le
B
la
C
les
D
un

Slide 21 - Quiz

Kies uit: un, une
J'ai _____ chat (m). Il s'appelle Rex.
A
un
B
une

Slide 22 - Quiz

Kies uit: un of une
La glace est rose. J'ai _____ glace (v) à la fraise.
A
un
B
une

Slide 23 - Quiz

Kies uit: un of une
Le parc est immense.
C'est ______ parc (m) naturel.
A
un
B
une

Slide 24 - Quiz

Kies uit: un of une
J'ai _____ chien (m). Il est petit.
A
un
B
une

Slide 25 - Quiz

Voor meervoud
gebruik je: les
Les abeilles
Les filles
Les hôtels
Les enfants

Slide 26 - Slide

Nabespreken opdracht 16 & 17
Ouvre ton livre à la page 32. 

Slide 27 - Slide

Au travail!
Ouvre ton livre à la page 38, exercice 20. 

Slide 28 - Slide