7.2 Voedselproductie

7.2 Voedselproductie
Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

7.2 Voedselproductie
Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van vraatbestendige gewassen.
C
Het verbouwen van een gewas op een groot oppervlak.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn voordelen van een monocultuur?
A
Hoge voedselopbrengst
B
Gemakkelijke bodembewerking
C
Lage kosten
D
Weinig plagen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Wat is een plaag?
A
te grote hoeveelheid schadelijke bladeren
B
te grote hoeveelheid schadelijke beestjes
C
te grote hoeveelheid schadelijke planten
D
te grote hoeveelheid schadelijke bladluizen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Wat is bemesting?
A
Toevoegen van dingen en dan groeit iets
B
Mest is poep en dan groeit iets
C
Weghalen van belangrijke stoffen in de grond
D
Bodem verbeteren door middel van meststoffen

Slide 8 - Quiz

Waar bestaat stalmest uit?
A
Uitwerpselen
B
Urine
C
Mineralen
D
Uitwerpselen en Urine

Slide 9 - Quiz

Kunstmest is:
A
Redbull Koeienpoep
B
In een fabriek gemaakte voedingsstof voor gewassen
C
Schilderij van verschillende soorten mest
D
Poep van een kunstenaar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat wordt er bij bodembewerking gedaan?
A
De grond wordt luchtiger gemaakt
B
De grond wordt met rust gelaten
C
Er komen andere planten in de grond
D
De grond kan meer mineralen op nemen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is planten veredelen?
A
Een nieuwe naam aan een soort plant geven
B
Planten met gunstige eigenschappen kweken
C
Een stukje plant afsnijden en planten
D
Een plant sneller laten groeien met kunstmest

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Wat is genetische modificatie?
A
Het eerder oogsten van een gewas
B
Het modern maken van een gewas
C
De genen van een gewas aanpassen
D
Gewassen bestrijden met insecticide

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Bij intensieve veehouderij draait het VOORAL om
A
dierenwelzijn
B
opbrengsten

Slide 18 - Quiz


Wat is een voordeel van intensieve veehouderij?
A
De dieren hebben veel ruimte in de stallen.
B
Er is weinig kans op ziektes in de grote stallen.
C
De dieren hebben weinig ruimte in de stallen
D
Het kost de boer minder geld om veel te produceren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Wat is een nadeel van kunstmatige inseminatie?
A
je kunt meerdere dieren tegelijk bevruchten
B
veel nakomelingen met de zelfde genen
C
je hebt geen mannelijk dier nodig op je bedrijf
D
vrouwelijk dier kan niet besmet worden

Slide 21 - Quiz

Is dit een natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie?
A
kunstmatige inseminatie
B
natuurlijke dekking

Slide 22 - Quiz

Wat is in-vitrofertilisatie
A
bevrucht door eicellen buiten het lichaam
B
bevrucht door zaadcellen binnen het lichaam
C
bevrucht door eicellen binnen het lichaam
D
Eicellen worden bevrucht door zaadcellen buiten het lichaam

Slide 23 - Quiz

Aan de slag
Werkboek lezen blz. 146 t/m 153 maken opdracht 1 t/m +8  

Slide 24 - Slide