Toets Plein M 1.1 en 1.2 Hoe ontstond industrie.

• Mens en maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Herhalingsles H1.

1. Veel boerenfamilies waren vooral in de winter aan het weven. Noteer een reden waarom de familie dit werk in de winter deed en niet in het voorjaar of de herfst.

2. Rond 1780 werd een nieuwe energiebron ontdekt, waardoor grote ijzeren machines konden worden gebruikt om iets in beweging te zetten. Hoe heet deze machine?

1. Windmachine
2. Stoommachine
3. Watermachine
4. Ijzermachine

3. Hoe heet het achtste tijdvak dat duurde van 1800-1900 ?(het tijdvak van dit hoofdstuk)

Tijd van:

4. Iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient =

1. Burger
2. Ondernemer
3. Vrijwilliger
4. Werkgever

5. Stel jij leefde in de 18de eeuw en je was arm en vader / moeder van vier kinderen tussen de 8 en 12 jaar. Jij liet deze kinderen in de fabriek werken. Geef een reden waarom je als ouder je kinderen in de fabriek liet werken.

6. De werkgevers lieten in de 18de eeuw graag kinderen in de fabriek werken. Wat is daarvoor een reden?

1. Kinderen zijn sneller gewend in de fabriek.
2. Kinderen werken harder.
3. Kinderen krijgen minder loon.
4. Kinderen krijgen een goede opleiding.

7.

Verandering.

Continuiïteit

Veel mensen waren arm.

Er waren grote fabrieken.

In de fabrieken werkten veel arbeiders.

Mensen werkten om geld te verdienen.

8. Als je mensen in loondienst hebt, ben je een...

1. Vrijwilligers.
2. Werkgever.
3. Werknemer.
4. Werker

Als je in dienst bent van een baas en betaald werk doet, ben je een ...

1. Werkgever.
2. Vrijwilliger.
3. Ondernemer.
4. Werknemer.

9. Noem twee redenen waarom veel Europese landen steeds meer kolonies en gebieden wilden hebben.

10. Bekijk het plaatje. Hier halen arbeiders rubber uit de rubberbomen. Het rubber werd daarna naar Nederland gebracht.
Waarom haalden Nederlandse bedrijven hun rubber uit helemaal uit Nederlands-Indië?

1. De Indische arbeiders waren veel goedkoper.
2. In Nederland groeien geen rubberbomen.
3. Nederlanders wisten niet hoe ze rubber uit een boom konden halen.
4. Rubber uit Nederlands-Indië was van veel betere kwaliteit.

11. Welke kolonie had Nederland in Azië?

1. Japan.
2. Vietnam
3. Australië
4. Indië

12. De Europese landen maakten in 1878 tijdens een vergadering afspraken over de verdeling van Afrika. Zij bedachten waar de grenzen tussen landen moesten komen te liggen.

Noem een gevolg van de nieuwe grenzen voor de mensen die er woonden.

13.

Abolitionisme.

Imperialisme.

Europeanisering.

Verspreiding van de Europese cultuur.

Beweging voor het afschaffen van mensenhandel en slavernij.

Uitbreiding van gebied met macht.

14. Leerlingen op deze foto krijgen les in het Nederlands van een pater van de katholieke kerk. Dit is een voorbeeld van...

1. Imperialisme.
2. Europeanisering.
3. Nationalisme.
4. Abolitionisme

15.

Goed.

Fout.

Nederland schafte in 1863 de slavernij af.

België was onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden.

Nederland had geen kolonies in Amerika.

De inwoners van de kolonies verzetten zich niet.

16.

Natie.

Afzetmarkt.

Nationalisme.

Industriële revolutie.

Volk, groep mensen die zich met elkaar verbonden voelt.

Gebied waar producten verkocht worden.

Grote verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines.

Liefde voor het eigen volk.

Wat toont de geologische tijdschaal aan?

1. Klimaatverandering door mensen
2. Ontwikkeling van de aarde
3. Huidige levensvormen
4. Fossielen en gesteenten

Hoe ontstaat steenkool?

1. Door chemische reacties in de lucht
2. Door verhitting van olie
3. Door afbraak van fossielen
4. Door vertering van plantenresten

Wat is de oorsprong van aardolie?

1. Uitgestorven zeedieren en planten
2. Versteende bomen
3. Vulkanische activiteit
4. Natuurlijke gasvorming

Noem de twee vormen van mijnbouw:

Noem een voorbeeld van een vestigingsplaatsfactor voor bedrijven

Wat betekent 'arbeidsintensief'?

1. Weinig arbeid vereist
2. Veel arbeid per product
3. Automatisering van processen
4. Hoge werkgelegenheid

In Nederland werken de meeste mensen in de:

1. landbouwsector
2. industriesector
3. dienstensector
4. de meeste mensen zijn werkloos