HAVO2 8-6

HAVO2
C'est bien de vous revoir!
1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

HAVO2
C'est bien de vous revoir!

Slide 1 - Slide

H2B 
 À l'école:
- Lauren
- Stef
- Linde
- Marieke
- Danic
- Teun
- Yntze
- Raf K

Slide 2 - Slide

H2C
À l'école:
- Bram D
- Eirini
- Keano
- Jules
- Max
- Yasmin
- Sudesu
- Jochem
- Lucas

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan de futur simple herkennen.
2. Ik kan de futur simple zelf maken.
3. Ik kan het werkwoord "devoir" vervoegen in de présent en passé composé.
4. Ik heb de uitleg begrepen van de gebiedende wijs en kan daarmee starten aan de opdrachten.
5. Ik ken vocabulaire ABE van hoofdstuk 7.

Slide 4 - Slide

Le programme
À l'école
1. Répétition futur simple
2. "Devoir"
3. Vocabulaire
Pause
4. Gebiedende wijs (uitleg)
5. Exercices + parler
Le programme
À la maison
1. Répétition futur simple
2. "Devoir"
3. Vocabulaire
Pause
4. Gebiedende wijs (uitleg)
5. Travailler sur le "studiewijzer"

Slide 5 - Slide

1. Ik kan de futur simple herkennen

Livre de textes: page 96

Slide 6 - Slide

"Nous voyagerons" (futur simple) vertaal je als:
A
Wij hebben gereisd
B
Wij zullen reizen
C
Wij reizen
D
Wij reisden

Slide 7 - Quiz

Welke vorm staat in de futur simple?
A
Il gagna
B
Il gagne
C
Il gagnera
D
Il a gagné

Slide 8 - Quiz

Welke vorm staat in de futur simple (werkwoord rougir)?
A
Vous rougirez
B
Vous rougez
C
Vous rougissez
D
Vous avez rougi

Slide 9 - Quiz

Welke vorm staat in de futur simple?
A
Elles seront
B
Elles étaient
C
Elles sont
D
Elles ont

Slide 10 - Quiz

Wat betekent dan "Elles seront"?
A
Zij zullen hebben
B
Zij zullen zijn
C
Zij zullen maken
D
Zij zullen gaan

Slide 11 - Quiz

Welke vorm staat in de futur simple?
A
Tu attendres
B
Tu attends
C
Tu attendras
D
Tu as attendu

Slide 12 - Quiz

Ik kan de futur simple herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

2. Ik kan de futur simple zelf toepassen



Livre de textes: page 96

Slide 14 - Slide

De stam van het werkwoord "choisir" in de futur simple is:
A
chosis
B
chois
C
choisir
D
choisit

Slide 15 - Quiz

De stam van avoir in de futur simple is:
A
avoir
B
ser
C
ir
D
aur

Slide 16 - Quiz

Maak af. Jullie zullen hebben =
Vous aur.....
A
ons
B
avez
C
ez
D
avons

Slide 17 - Quiz

Zij zal eindigen =

A
Elle finit
B
Elle finiras
C
Elle finirons
D
Elle finira

Slide 18 - Quiz

Ik zal kijken (regarder) = ?

Slide 19 - Open question

Wij zullen maken/doen =

Slide 20 - Open question

Ik kan de futur simple zelf toepassen.
A
Ja
B
Nee
C
Soms; ik begrijp het wel, maar moet nog leren

Slide 21 - Quiz

3. Ik kan het werkwoord "devoir" vervoegen in de présent en passé composé.



Livre de textes: page 99

Slide 22 - Slide

Wat betekent het werkwoord devoir?
A
Mogen
B
Moeten
C
Zullen
D
Maken

Slide 23 - Quiz

Wij moeten =
A
Nous avons dû
B
Nous devoirons
C
Nous devons
D
Nous deverons

Slide 24 - Quiz

Ik moet =
A
Je doi
B
Je devois
C
Je doit
D
Je dois

Slide 25 - Quiz

Jij hebt gemoeten =
A
Tu as devois
B
Tu as devu
C
Tu as dû
D
Tu as du

Slide 26 - Quiz

Zij hebben gemoeten =
A
Ils sont dû
B
Ils ont devu
C
Ils doivent
D
Ils ont dû

Slide 27 - Quiz

Zij moet = ?

Slide 28 - Open question

Zij heeft gemoeten = ?

Slide 29 - Open question

Ik kan "devoir" vervoegen in de présent en passé composé.
A
Ja, in beide tijden
B
Slechts in één tijd
C
Nee, nog in geen enkele tijd

Slide 30 - Quiz

Exercice vocabulaire ABE
- Maak vijf grammaticaal goede zinnen in het Frans. 
- In elke zin gebruik je minimaal 2 woorden uit vocabulaire ABE.
- Zet minimaal één zin in de futur simple!

Livre d'exercices: pages 132 + 133
De thuiswerkers nemen hun zinnen mee naar de eerstvolgende les!
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Le programme
À l'école
1. Répétition futur simple
2. "Devoir"
3. Vocabulaire
Pause
4. Gebiedende wijs (uitleg)
5. Exercices + parler
Le programme
À la maison
1. Répétition futur simple
2. "Devoir"
3. Vocabulaire
Pause
4. Gebiedende wijs (uitleg)
5. Travailler sur le "studiewijzer"

Slide 33 - Slide

4. Ik snap de uitleg over de "gebiedende wijs"

Livre de textes: page 102

Slide 34 - Slide

Noem een voorbeeld in het Nederlands van de gebiedende wijs.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Amélie, _____ (regarder)!
A
regardez
B
regarde
C
regardons

Slide 38 - Quiz

Toi et moi, (voyager) _______ ensemble!
A
voyage
B
voyagez
C
voyageons

Slide 39 - Quiz

Madame, (aller) _______ à gauche!
A
va
B
allons
C
allez

Slide 40 - Quiz

Paul, (écouter) _____ cette chanson, c'est magnifique!

Slide 41 - Open question

Juliette, toi et moi, (prendre) ______ le bus!

Slide 42 - Open question

Monsieur leBlanc, n'(oublier) _____ pas votre sac!

Slide 43 - Open question

Ik heb de uitleg van de impératif (gebiedende wijs) begrepen.
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

Faites (!) les exercices!
- 31cd
- 32
Corrigez (!) les exercices!

Slide 45 - Slide

Les devoirs
- Finir exercices 31+32 (+ corriger)
- Apprendre vocabulaire ABEF

Slide 46 - Slide