Quizvragen H 1

QUIZ Hoofdstuk 1
Basis 4 Economie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
economieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

QUIZ Hoofdstuk 1
Basis 4 Economie

Slide 1 - Slide

Behoeften aan voeding, kleding en woonruimte. Deze behoeften zijn noodzakelijk.​
A
basis behoeften
B
overige behoeften

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste middelen?
A
sparen en lenen
B
rente
C
geld en tijd

Slide 3 - Quiz

Iets is schaars als er niet genoeg van is om alle behoeften te vervullen.​
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Behoeften die je leven prettiger  maken, bijv. een tablet. 
A
primaire behoeften
B
secundaire behoeften

Slide 5 - Quiz

Bepalen welke behoeften het belangrijkst zijn en welke minder belangrijk.
A
consumeren
B
prioriteiten stellen
C
produceren
D
welvaart

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je een groep consumenten voor wie een reclameboodschap of product bedoeld is?

Slide 7 - Open question

Beïnvloeding door fabrikanten, winkeliers en andere verkopers:​ bijv. verkoper in een winkel​ of reclame​.
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding 

Slide 8 - Quiz

Kruidvat geeft 20% korting bij het bestellen van een digitaal fotoboek.
Welke marketinginstrument?
A
PRIJS
B
PRODUCT
C
PLAATS
D
PERSONEEL

Slide 9 - Quiz

Uitstalling in de winkel of etalage​ ..
Welke marketinginstrument?
A
Prijs
B
Plaats
C
Product
D
Presentatie

Slide 10 - Quiz

De Consumentenbond test met een vergelijkend warenonderzoek …(?)…(dezelfde soort / verschillende soorten) producten.
A
dezelfde soort
B
verschillende

Slide 11 - Quiz

Tijdens het onderzoek beoordelen ze de volgende onderdelen: …(?)…(hoeveelheid en prijs / kwaliteit en prijs).
A
hoeveelheid en prijs
B
kwaliteit en prijs

Slide 12 - Quiz

Zorgt dat mensen de naam van het product beter onthouden. 
A
merk reclame
B
ideële reclame
C
informatieve reclame

Slide 13 - Quiz

Consumentenorganisaties komen op voor de belangen van producenten. ​
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Het kopen van goederen/diensten heet
A
consumeren
B
produceren

Slide 15 - Quiz

Wat betekent prioriteiten stellen?
A
Bepalen welke behoeften het belangrijkst zijn en welke minder belangrijk.
B
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
C
Een begroting maken

Slide 16 - Quiz

Het ruilen van producten tegen producten.
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 17 - Quiz

.....? ..... zijn producten en diensten waar alle burgers gebruik van kunnen maken. ​Ze worden geleverd en betaald door de overheid.

Slide 18 - Open question

Welke reclame heeft als doel mening en gedrag van mensen beïnvloeden?
A
commerciële reclame
B
ideële reclame

Slide 19 - Quiz

Noem de 6 marketinginstrumenten/marketingmix

Slide 20 - Open question

Wat gebeurt er in een vergelijkend warenonderzoek?
A
gelijksoortige producten van verschillende merken met elkaar vergelijken (prijs en kwaliteit).
B
Een onderzoek naar de beste consumenten organisaties.

Slide 21 - Quiz

De invloed van grote groepen consumenten =
A
producenten power
B
consumer power

Slide 22 - Quiz

Een...?.... is een logo op een product waarmee de fabrikant aangeeft dat het product aan bepaalde eisen voldoet.

Slide 23 - Open question