naamval 3 en 4
1 / 13
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Bij welke naamval hoort het voorzetsels:
mit
mit
A
Naamval 3
B
Naamval 4
Slide 3 - Quiz
Bij welke naamval hoort het voorzetsel:
gegen
gegen
A
Naamval 3
B
Naamval 4
Slide 4 - Quiz
Aus is een voorzetsel van de 3e naamval.
A
Richtig
B
Falsch
Slide 5 - Quiz
Für is een voorzetsel van de 4e naamval.
A
Richtig
B
Falsch
Slide 6 - Quiz
Nach en zu hebben dezelfde betekenis.
A
Richtig
B
Falsch
Slide 7 - Quiz
Leg het verschil tussen nach en zu uit
Slide 8 - Open question
Bij welke naamval hoort het voorzetsel:
ohne
ohne
A
Naamval 3
B
Naamval 4
Slide 9 - Quiz
Bij welke naamval hoort het voornaamwoord
ihm
ihm
A
Naamval 1
B
Naamval 3
C
Naamval 4
Slide 10 - Quiz
Bij welke naamval hoort het voornaamwoord
dich
dich
A
Naamval 1
B
Naamval 3
C
Naamval 4
Slide 11 - Quiz
Bij welke naamval(len) hoort het voornaamwoord
Sie
Sie
A
Naamval 1 en 3
B
Naamval 3 en 4
C
Naamval 1 en 4
Slide 12 - Quiz
Bij welke naamval(len) hoort het voornaam woord
euch
euch
A
Naamval 1 en 3
B
Naamval 3 en 4
C
Naamval 1 en 4
