Theme 2 week 3 lesson 1 recap all grammar

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning for today
Discussing the plans and goals 
5 minutes
recap  grammar 
15 minutes
Socrative theme words + A Watching 
5 minutes
Working for yourself 
15 minutes 
Reflection 
5 minutes
Homework: Study words for test!! + practise for the test!!!
Goal: After this lesson you know better how to use the past simple + present perfect - know how to change active into passive - know when to use in/ at/ on 

Slide 2 - Slide

LAST CHANCE
  • your choice
  • socrative grammar practise test
  • practise with grammar online
  • ask questions teacher  

Slide 3 - Slide

TEST!!
  • Next Thursday 20th January
  • Test vocabulary
  • Theme words and watching  

  • Where? 
  • Learning corner 
  • download the list!! 
  • Use quizzlet - link in chat  

Slide 4 - Slide

Recap all grammar items 
  • past simple + present perfect 
  • active -> passive
  • in/ at /on  

Slide 5 - Slide

Grammar: Past simple
PAST SIMPLE

Slide 6 - Slide

Past simple

WHEN: finished action in the past

HOW: 
1. regular: verb + ED
2. irregular: list 2nd row 


examples

I went to Canada when I was 5 years old. 


I worked at the library in 1982. 
I saw an elephant at the zoo last ime. 

Slide 7 - Slide

Rules for Past Simple

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Present perfect

WHEN: started in the past, still going on

HOW: 
1. regular: have/ has + verb+ ed
2. irregular:  have/ has + list 3rd row 


examples

I have worked at this school since 2016. 


have decided to start dancing. 
I have seen him in the office

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

active -> passive
  1. Zoek Onderwerp en Lijdvw en draai deze om. Begin zin met lijdvw. 
  2. Staat zin in TT of VT? 
  3. Kies de juiste vorm van TO BE (tt= am/are/is - vt= was/were) 
  4. Kies het juiste VTDW (+ed / 2e rijtje onregelmatige ww)
  5. Eindig de zin met: by Pete (or whoever did something)  

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

In/ at/ on
Het aangeven van een tijdstip of plaats kun je doen met een voorzetsel:
PLAATSEN
- I'm at the airport
- I'm on the airport
- I'm in the airport
TIJDEN
- We will arrive at noon.
- We will arrive on Sunday.
- We will arrive in August.
Je kunt alle drie de voorzetsels at, on en in zoals je ziet gebruiken voor een plaats en voor een tijd



Slide 16 - Slide

REGELS MET BETREKKING TOT PLAATSEN

We gebruiken at als je het hebt over dat iemand of iets bij een bepaalde locatie is:
--> I'm waiting for you at the airport.
We gebruiken on als je het over de oppervlakte hebt / iets ergens bovenop is:
--> I'm sitting on the table.
We gebruiken in als je het hebt over dat iemand of iets in een bepaalde locatie is:
--> I'm sleeping in your bed.


Slide 17 - Slide

REGELS MET BETREKKING TOT TIJDEN
We gebruiken at als je het hebt over specifieke tijdstippen:
--> We will arrive at noon / 3 o'clock / lunchtime.
We gebruiken on als je het hebt over dagen en data:
--> We will arrive on Sunday / your birthday / 10 april 1989.
We gebruiken in als je het hebt over langere periodes of als je het woord 'over' bedoeld:
--> We will arrive in August / spring / the evening / 10 minutes.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Your choice
  • LP - Noordhoff - oefenen (woordjes/ grammar) 
  • online websites grammatica oefenen
  • brief schrijven oefenen  

Slide 20 - Slide