verloop rechtszaak

Zijn rechtszaken openbaar? (voor iedereen toegankelijk)
A
Ja, dat is altijd zo.
B
Nee, rechtszaken zijn voor niemand toegankelijk
C
In principe wel, behalve bij de kinderrechter
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Zijn rechtszaken openbaar? (voor iedereen toegankelijk)
A
Ja, dat is altijd zo.
B
Nee, rechtszaken zijn voor niemand toegankelijk
C
In principe wel, behalve bij de kinderrechter

Slide 1 - Quiz

welk begrip?
iemand doet iets strafbaars omdat het niet anders kan.
A
noodweer
B
overmacht
C
ontoerekeningsvatbaar
D
toerekeningsvatbaar

Slide 2 - Quiz

Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Een verdachte is niet vatbaar voor de straf die wordt geëist
B
Een verdachte kan de rekening van zijn advocaat niet meer betalen
C
Een verdachte wordt zijn daad niet aangerekend omdat hij psychisch niet in orde is
D
een verdachte is onvoorspelbaar

Slide 3 - Quiz

Hoe heet het als een partij het niet eens is met een vonnis en de zaak aan een hogere rechter voorleggen?
A
In tegenspraak gaan
B
Motie van wantrouwen indienen
C
ontoerekeningsvatbaar verklaren
D
In hoger beroep gaan

Slide 4 - Quiz

Het laatste woord in een rechtszaak (voordat die afgerond wordt) is voor ........?
A
De rechter
B
De OvJ
C
Het slachtoffer
D
De verdachte

Slide 5 - Quiz

Wie spreekt het vonnis uit tijdens een rechtszaak?
A
Rechter
B
Advocaat
C
Officier van Justitie
D
Getuigen

Slide 6 - Quiz

Hoe heet de uitspraak van een rechter in een rechtszaak?
A
Oordeel
B
Veroordeling
C
Vonnis
D
Rechterlijke uitspraak

Slide 7 - Quiz

Door wie wordt de verdachte geholpen tijdens de rechtszaak?
A
De officier van justitie
B
Advocaat

Slide 8 - Quiz

De advocaat houdt tijdens een rechtszaak een:
A
Requisitoir
B
Tenlastelegging
C
Vonnis
D
Pleidooi

Slide 9 - Quiz


Het legaliteitsbeginsel is vooral van toepassing op het:
A
privaatrecht
B
publiekrecht
C
geen van beiden
D
zowel A als B is juist

Slide 10 - Quiz

Wie zegt wat in een rechtszaak?
officier van justitie
verdachte
advocaat
rechter
getuige
Ik wil tot slot nog zeggen dat het mij spijt
Ik kan niet met zekerheid zeggen dat het de verdachte was
Ik acht het ten laste gelegde bewezen
Gezien de ernst van het misdrijf vind ik dat de verdachte een hoge straf verdient
Ik hoop dat de rechter rekening wil houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Slide 11 - Drag question

Wat is de tweede fase van een strafrechtszaak
A
De aanklacht
B
De opening
C
Pleidooi
D
Dubliek

Slide 12 - Quiz

De mededeling aan een verdachte dat deze het recht heeft om te zwijgen en niet mee hoeft te werken aan zijn eigen veroordeling noem je......

Slide 13 - Open question

Behandelt ingewikkeldere en zwaardere misdrijven
Behandelt alle misdrijven waarvoor max 12 maanden straf geëist kan worden
Behandelt overtredingen
Kantonrechter
Politierechter
Meervoudige kamer

Slide 14 - Drag question

Wat is de naam van de laatste stap binnen het rechtsproces?
A
Cassave
B
Cassatie
C
Croissant
D
Carrousel

Slide 15 - Quiz

Hoe lang duurt TBS?
A
Dit kan levenslang duren. Pas als de dader geen gevaar meer is wordt de TBS niet meer verlengd
B
2 jaar
C
Voor altijd. Het is het zelfde als levenslang
D
tot het hoger beroep bij de Hoge Raad. Dit noem je ook wel cassatie.

Slide 16 - Quiz

Behandelt zaken in cassatie:
A
Kantonrechter
B
Gerechtshof
C
Rechtbank
D
Hoge Raad

Slide 17 - Quiz

De wereld is niet eerlijk; sommige kinderen krijgen meer kansen dan anderen op geluk in het leven.
A
Gelegenheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Anomietheorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 18 - Quiz

Een man die getrouwd is, een vaste baan heeft en een mooie woning pleegt geen criminaliteit.
A
Anomietheorie
B
Aangeleerdgedragtheorie
C
Rationele keuzetheorie
D
Bindingstheorie

Slide 19 - Quiz

Het legaliteitsbeginsel zien we terugkomen in de volgende maatregel
A
Alleen wat strafbaar is volgens de wet mag bestraft worden
B
Een rechter mag voor moord zelf de maximum straf bepalen
C
Na een uitspraak van de rechter kun je in principe niet voor een 2e keer voor hetzelfde feit worden vervolgd
D
A én C

Slide 20 - Quiz