Les verbes irréguliers: pouvoir, vouloir, connaître, servir, décrire

Les verbes irréguliers 
Pouvoir, vouloir, connaître, décrire, servir
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Les verbes irréguliers 
Pouvoir, vouloir, connaître, décrire, servir

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je kan de werkwoorden: pouvoir, vouloir, connaître, servir, décrire
in de volgende tijden vervoegen : présent, passé composé, l'imparfait, le futur simple et le conditionnel

Slide 2 - Slide

Le passé composé 
avoir + vd ( pu/ voulu/ connu/ décrit/ servi)
décrire              beschrijven       avoir                            décrit                         j'ai décrit                 ik heb beschreven

Slide 3 - Slide

imparfait= verleden tijd
De imparfait wordt gebruikt om bijvoorbeeld : 
1. Gewoonten en herhalingen in het verleden:
-  Toen ik klein was, speelde ik elke dag buiten. -  Quand j'étais petit, je jouais dehors tous les jours.
2. Beschrijving van situaties, mensen of omgevingen in het verleden:
-  Het was een mooie dag.
-  C'était une belle journée.

Slide 4 - Slide

vorm van imparfait
De imparfait wordt gevormd door de stam van de nous-vorm in de présent (bijvoorbeeld nous parlons = parl-) en daar de imparfait-uitgangen bij te voegen:

-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 5 - Slide

Le futur simple
De futur simple (toekomende tijd) in het Frans wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen in de toekomst aan te duiden. De werkwoorden pouvoir, vouloir, décrire, connaître en servir volgen de algemene regel voor het vervoegen van werkwoorden in de futur simple. Dit betekent dat ze een specifieke stam hebben en de futur-uitgangen worden toegevoegd aan deze stam.

Slide 6 - Slide

De vorm van le Futur simple
Stam:
pouvoir: pourr-
vouloir: voudr-
décrire: décrir-
connaître: connaîtr-
servir: servir-
 + Uitgangen futur simple:
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont

Slide 7 - Slide

"je voudrais une baguette s'il vous plaît"
Le conditionnel

Slide 8 - Slide

Le conditionnel 
"je voudrais une baguette s'il vous plaît"
Ik zou graag een stokbrood willen, alstublieft.

  • De conditionnel gebruik je om te vertellen wat je zou doen/willen.

  • Het is ook een beleefdheidsvorm (ik zou graag... )

Slide 9 - Slide

Het gebruik
Wensen:
Wordt gebruikt om een wens of verlangen uit te drukken.
-  -Je voudrais une glace.  -(Ik zou graag een ijsje willen.)
Beleefdheid: 
Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken in vragen of verzoeken.
- Pourriez-vous m'aider?     - (Zou u mij kunnen helpen?)
Mogelijkheden of vermoedens in het verleden:
Wordt gebruikt om te speculeren over iets dat mogelijk had kunnen gebeuren.
- Il aurait pu réussir s'il avait travaillé plus dur.  - (Hij had kunnen slagen als hij harder had gewerkt.)

Slide 10 - Slide

Le  conditionnel - Regelmatig ww
Het maken van de conditionnel is niet heel moeilijk.

  • heel werkwoord + uitgang 

De uitgangen van de conditionnel zijn dezelfde als de uitgangen van de IMPARFAIT

Slide 11 - Slide

UITGANGEN
je                       -ais
tu                      -ais
il, elle, on       -ait
nous               -ions
vous               -iez
ils elles         -aient


OM EEN CONDITIONNEL TE MAKEN PLAATSEN WE DE UITGANGEN ACHTER DE INFINITIEF

Slide 12 - Slide

je donnerais
tu donnerais
il donnerait, elle donnerait
on donnerait
nous donnerions
vous donneriez
ils donneraient, 
elles donneraient 
ik zou geven
jij zou geven
hij zou geven, zij zou geven
wij zouden geven, men zou geven
wij zouden geven
jullie zouden geven, u zou geven
zij zouden geven

Slide 13 - Slide

Le conditionnel
De Conditionnel kun je eenvoudig maken met de regelmatige werkwoorden op:
-er
-ir
-re       Let op: b.v:   vendre => Je vendrais


Slide 14 - Slide

conditionnel : pouvoir, vouloir, décrire, connaître, servir
Stam :
Pouvoir: pourr-
Vouloir: voudr-
Décrire: décrir-
Servir: servir-
Connaître: connaîtr-
Uitgangen conditionnel (dezelfde als imparfait):
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 15 - Slide