Zoek aan de hand van de getallen 1-10 de talen die op elkaar lijken (opdr. 2).
A. Schrijf de naam op van de Indo-Europese
taalfamilie. Kies uit: Germaans, Romaans,
Slavisch en Indo-Iraans.
B. Schrijf de naam van de talen op.
Kies uit: Frans, Urdu, Perzisch, Duits, Engels,
Pools, Spaans, Dothraki, Tsjechisch, Klingon,
Koerdisch, Kroatisch, Nederlands en Roemeens.
LET OP! Er blijven 2 over ('rest').