Oefenen met benoemen van werkwoorden
1. Zet een streep onder de hoofdwerkwoorden
Mevrouw van Wijngaarden heeft gisteravond gevolleybald.
(volleyballen is wat mw. van Wijngaarden doet, dus gevolleybald is zww)
Mijn oma is een deftige dame.
(een deftige dame is wat mijn oma is, is is kww)
2. Zet een rondje om de werkwoorden die 'hulp bieden
Mevrouw van Wijngaarden heeft gisteravond gevolleybald. Heeft is hww
Benoem zo ieder werkwoord in de zinnen op je blaadje.