Punt: Aan het einde van een 'gewone' zin.
Uitroepteken: Aan het einde van een uitroep.
Vraagteken: Aan het einde van een vraagzin.
Komma:
- Na voegwoorden (omdat, maar, want, zoals)
- Bij een opsomming (Ik koop boter, kaas, ham, brood en eieren.)
- Wanneer je iemand aanspreekt (Kevin, ga jij ook naar de bioscoop?)