3BBL 2.2 les 3

Startopdracht
  1. Vaste plekken
  2. Mobiel in je tas of in de telefoontas
  3. Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht


  • Mobiel in je kluis
  • Jas aan de kapstok
  • Pen op tafel
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startopdracht
  1. Vaste plekken
  2. Mobiel in je tas of in de telefoontas
  3. Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht


  • Mobiel in je kluis
  • Jas aan de kapstok
  • Pen op tafel

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen? 
-2.2 deel 1 uitleg
-aan het werk 
-Afsluiten

Slide 2 - Slide

2.2 les 3

2.2 Skelet en houding

De wervelkolom 



Slide 3 - Slide

Kraakbeenweefsel
Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk.
Beenweefsel
Tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof.

Slide 4 - Slide

Waar kun je kraakbeen vinden?
A
Aan het uiteinde van botten
B
In kraakbeenweefsel bij je neus en oren
C
Tussen 2 botten in
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quiz

Waarom is kraakbeenweefsel heel buigzaam?
A
Doordat er tussencelstof in zit
B
Omdat er veel kalk in zit
C
Omdat er veel lijmstof in zit
D
Omdat er weinig cellen in zitten

Slide 6 - Quiz

Je botten bestaan uit beencellen. Deze beencellen maken een stof: tussencelstof. Welke stoffen zitten hierin? (blz. 88 boek)

Slide 7 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt vertellen hoe de wervelkolom is opgebouwd
  • Je kunt vertellen wat de functie van de wervelkolom is

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wervelkolom
Je wervelkolom vangt schokken op:

1. Door zijn dubbele S-vorm

2. Door de tussenwervelschijven van kraakbeen

Slide 10 - Slide

Wervelkolom

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat is de functie van de tussenwervelschijven?

Slide 13 - Open question

Wat voor speciale vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele s-vorm
C
o-vorm
D
dubbele o-vorm

Slide 14 - Quiz

Tussen de wervels zitten:
A
kraakbeenschijven
B
schokwervels
C
beenschijven
D
wervelschijven

Slide 15 - Quiz

het ruggenmerg bestaat uit
A
bloedvaten
B
zenuwcellen
C
kraakbeen
D
beenmerg

Slide 16 - Quiz

Dankzij de vorm van je wervelkolom en de kraakbeenschijven:
A
blijf je rechtop staan
B
kun je lopen
C
kun je je ledematen bewegen
D
schokt je hoofd niet bij elke stap

Slide 17 - Quiz

In het wervelgat
A
ligt het ruggenmerg
B
liggen bloedvaten
C
ligt het wervellichaam
D
liggen zenuwen

Slide 18 - Quiz

Maken 
Lezen blz. 77 t/m 79
Maken: opdracht 1 t/m 6








Slide 19 - Slide

De volgende les

Wanneer heb je een juiste lichaamshouding? 

Voorbereiden: blz. 80 en 81 


Slide 20 - Slide