This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Wat is Talas?
A
Een tornado
B
Een sneeuwstorm
C
Een zandstorm
D
Een orkaan
Slide 1 - Quiz
Wat zijn andere woorden voor een orkaan?
A
tropisch storm
B
taifoen
C
tornado
D
hurricane
Slide 2 - Quiz
Waarom hebben we in Nederland nooit orkanen?
A
Wij hebben geen wind van die kracht
B
Wij hebben geen eilanden zoals Japan ed.
C
Wij hebben Gordon en Patty
D
Wij hebben geen zeewater van >27 graden in de buurt
Slide 3 - Quiz
Bekijk het filmpje: welke verschillende gevolgen/schades zijn er allemaal na een orkaan?
Slide 4 - Mind map
Er is een schaal, die de kracht van een orkaan indeelt in 5 klassen. Hoe heet deze schaal?
A
Schaal van Beaufort
B
Schaal van Richter
C
Schaal van Saffir-Simpson
D
Schaal van Scoville
Slide 5 - Quiz
Noem de drie kenmerken van een orkaan (blz. 109 boek)
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Bekijk de vorige dia: Welk andere 'eilandenrijk' in Azië heeft ook veel last van orkanen?
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Video
Voeg een foto in van orkaanschade op de Filipijnen
Slide 10 - Open question
Japan is een rijk land en kan alles weer opbouwen. Hoe is dit in arme landen zoals Haïti of Cambodja?
A
Precies het zelfde
B
Japan kan alles veel beter en eerder herbouwen
C
Arme landen kunnen alles beter en sneller herbouwen
Slide 11 - Quiz
Hiernaast een foto van Japan. Je kunt zeggen:
A
Japan heeft een hoog ontwikkelingspeil
B
Japan heeft een laag ontwikkelingspeil
C
Japan heeft een hoog waterpeil
D
Japan heeft een laag waterpeil
Slide 12 - Quiz
Er is een verband tussen ontwikkelingspeil van een landen het aantal slachtoffers van een orkaan (blz. 106). Wat is dat verband, dus 'Hoe .........., hoe ........
A
Hoe hoger het ontwikkelingspeil, hoe meer slachtoffers
B
Hoe hoger het ontwikkelingspeil, hoe minder slachtoffers
C
Hoe lager het ontwikkelingspeil, hoe minder slachtoffers
D
Het ontwikkelingspeil maakt niet uit.
Slide 13 - Quiz
Je hebt je nu een beetje verdiept in orkanen.
Nu gaan je aan de slag.
Les par 3 in je lesboek + B8 + B52 + B57 en B58
Maak in je werkboek opdracht 1 t/m 4 = huiswerk voor de volgende les