24/10 fruitmandspel 11:35-12:25
De leerlingen maken een kring met krukjes of staptegels. Één leerling staat in het midden van de kring. Ieder kind wordt een stuk fruit, bijvoorbeeld aardbeien, bananen, kiwi's en sinaasappels. Het kind in het midden van de kring mag een stuk fruit noemen, bv. Sinaasappels. Alle kinderen die ‘sinaasappel’ zijn staan op en rennen buiten de kring naar een andere (lege) plaats. Het kind in de kring probeert tegelijk ook op een lege kruk te komen. Het kind dat niet op een kruk zit gaat in het midden staan, noemt dan een fruitsoort enz. enz.