What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H2 Kapitel 4
Werkwoorden
intro
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
intro
Slide 1 - Slide
Werkwoorden - Verben
1 Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
2 Wat zijn de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in Duits?
3 Voor welke werkwoorden zijn er uitzonderingen?
Slide 2 - Slide
Aan het einde van de les
ken je de regels over het vervoegen van de zwakke werkwoorden
Wie?
Hören
Erklären
üben
Slide 3 - Slide
Elke persoon zijn eigen uitgang!
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
esttenten
uitleg
Slide 4 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
regel
: stam + uitgang
wohn
en
stam: -en eraf
-> wohn
uitleg
Slide 5 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Consequent!
komm
sammel
üb
üb
sammel
komm
stam: -en eraf
komm
en
-> komm
üb
en
-> üb
sammel
n
-> sammel
uitleg
Slide 6 - Slide
wohnen (ich)
1/9
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohn
e
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen
Slide 7 - Quiz
machen (ihr)
2/9
uitleg/antwoord
machen ->
stam = mach ->
ihr = -t ->
mach
t
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 8 - Quiz
rudern (du)
3/9
uitleg/antwoord
rudern ->
stam = ruder ->
du = -st ->
ruder
st
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt
Slide 9 - Quiz
kommen (Omar)
4/9
uitleg/antwoord
kommen ->
stam = komm ->
Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->
komm
t
A
kommet
B
komt
C
kommst
D
kommt
Slide 10 - Quiz
wohnen (du)
5/9
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
du = -st ->
wohn
st
Slide 11 - Open question
spielen (ich)
6/9
uitleg/antwoord
spielen ->
stam = spiel ->
ich = -e ->
spiel
e
Slide 12 - Open question
kochen (ihr)
7/9
uitleg/antwoord
kochen ->
stam = koch ->
ihr = -t ->
koch
t
Slide 13 - Open question
fragen (wir)
8/9
uitleg/antwoord
fragen ->
stam = frag ->
wir = en ->
frag
en
Slide 14 - Open question
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d:
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
uitleg
Slide 15 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
e
e
e
d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg
Slide 16 - Slide
ich
du
er, sie, es
du
du
du
e
st
t
st
st
Stam op -ß, -ss, -z, -sch:
hei
ß
kü
ss
tan
z
stam: -en eraf
heiß
en
-> hei
ß
küss
en
-> kü
ss
tanz
en
-> tan
z
uitleg
Slide 17 - Slide
Samenvatting
Basisregel: stam + uitgang
standaard uitgangen
:
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
3 uitzonderingen + oplossing
:
stam op -t/-d -> extra '
e
' bij du/er/ihr
stam op sis-klank -> bij 'du' geen
st
maar
t
uitleg
Slide 18 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op groepje medeklinkers : het probleem
regn
re
gn
re
gn
regn
re
gn
regn
stam: -en eraf
regn
en
-> re
g
n
öffn
en
-> ö
ffn
atm
en
-> a
tm
zeichn
en
-> zei
chn
uitleg
Slide 19 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
est
et
en
et
en
Stam op groepje medeklinkers :de oplossing
ö
ffn
a
tm
zei
chn
stam: -en eraf
regn
en
-> re
g
n
öffn
en
-> ö
ffn
atm
en
-> a
tm
zeichn
en
-> zei
chn
uitleg
Slide 20 - Slide
rechnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
rechnen ->
stam = rechn ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
rechn
e
A
rechne
B
rechene
C
rechen
D
reche
Slide 21 - Quiz
warten (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent
Slide 22 - Quiz
heißen (du)
3/13
uitleg/antwoord
heißen ->
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heiß
t
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst
Slide 23 - Quiz
reden (Jamila)
4/13
uitleg/antwoord
reden ->
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra
e
nodig
red
e
t
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet
Slide 24 - Quiz
arbeiten (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
arbeiten ->
stam = arbeit ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
arbeit
e
t
Slide 25 - Open question
tanzen (Maria)
7/13
uitleg/antwoord
tanzen ->
stam = tanz ->
Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->
tanz
t
Slide 26 - Open question
regnen (es)
9/13
uitleg/antwoord
regnen ->
stam = regn ->
es = -t -> uitspraakprobleem, extra
e
nodig
regn
e
t
Slide 27 - Open question
antworten (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
abtworten ->
stam = antwort ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra
e
nodig
antwort
e
t
Slide 28 - Open question
heißen (der Film)
10/13
uitleg/antwoord
heißen ->
stam = heiß ->
der Film = er (3e persoon enk.) = -t ->
heiß
t
Slide 29 - Open question
küssen (Sie)
12/13
uitleg/antwoord
küssen ->
stam = küss ->
S
ie = -en ->
küss
en
Slide 30 - Open question
zeichnen (die Lehrerin)
13/13
uitleg/antwoord
zeichnen ->
stam = zeichn ->
die Lehrerin = sie (3e persoon enk.) = -t -> uitspraakprobleem, extra
e
nodig
zeichn
e
t
Slide 31 - Open question
slotwoord
Slide 32 - Slide
More lessons like this
TT zwakke werkwoorden
July 2021
- Lesson with
45 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TT zwakke werkwoorden + stam op d/t
December 2023
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
werkwoorden tegenwoordige tijd 3GT WH
September 2021
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3: Kapitel 1 paragraaf 1 zwakke werkwoorden
September 2020
- Lesson with
45 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
werkwoorden tegenwoordige tijd 2Ta/2tb
January 2021
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TT zwakke werkwoorden
December 2022
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TT zwakke werkwoorden
January 2021
- Lesson with
39 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TT zwakke werkwoorden K.1 Lektion 1 Gram. A, B
November 2020
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2