3h - préparation PW2

Préparation PW2
  • Ik kan zeggen dat ik ergens heen ga of dat iets van iets of iemand is (au/aux en du/des).

  • Ik kan de werkwoorden op -ir gebruiken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd.

  • Ik kan woorden over vrije tijd herkennen en gebruiken.

  • Ik ken Franse zinnen waarmee ik kan vertellen over mijn vrije tijd (A2).

  • Ik kan in het Nederlands vertellen over St Malo.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Préparation PW2
  • Ik kan zeggen dat ik ergens heen ga of dat iets van iets of iemand is (au/aux en du/des).

  • Ik kan de werkwoorden op -ir gebruiken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd.

  • Ik kan woorden over vrije tijd herkennen en gebruiken.

  • Ik ken Franse zinnen waarmee ik kan vertellen over mijn vrije tijd (A2).

  • Ik kan in het Nederlands vertellen over St Malo.

Slide 1 - Slide

à + le/la/l'/les
à = in, naar, op, bij

Je vais au match de foot.               (le match      -->     à + le = au)
Je vais aux matchs de foot.          (les matchs  -->     à + les = aux)

Je vais à la cantine.
Je vais à l'école.

Slide 2 - Slide

de + le/la/l'/les
de= van

L'arbitre du match de foot.               (le match      -->  de + le = du)
L'arbitre des matchs de foot.          (les matchs  -->  de + les = des)

L'arbitre de la compétition.
L'arbitre de l'équipe.

Slide 3 - Slide

Hoe herken je vrouwelijke woorden / woordgroepen?

Slide 4 - Open question

Hoe herken je woorden / woordgroepen in het meervoud?

Slide 5 - Open question

Je vais _______________ école cinq jours par semaine.
A
au
B
à la
C
aux
D
à l'

Slide 6 - Quiz

J’habite ______________ Pays-Bas, à Zaltbommel.
A
au
B
à la
C
aux
D
à l'

Slide 7 - Quiz

Qu’est-ce que vous pensez _________ musique néerlandaise?
A
du
B
de la
C
des
D
de l'

Slide 8 - Quiz

C’est le jean _________________ garçon.
A
du
B
de la
C
des
D
de l'

Slide 9 - Quiz

Je vois les prix __________________ tomates au marché.
A
du
B
de la
C
des
D
de l'

Slide 10 - Quiz

Présent

je grandis
tu grandis
il/elle/on grandit
nous grandissons
vous grandissez
ils/elles grandissent
Passé composé

j'ai grandi
tu as grandi
il/elle/on a grandi
nous avons grandi
vous avez grandi
ils/elles ont grandi

Slide 11 - Slide

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Les élèves ______ (choisir, passé composé).

Slide 12 - Open question

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Nous ___________ (grandir, présent).

Slide 13 - Open question

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Tu ___________ (remplir, passé composé).

Slide 14 - Open question

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Elles ____________ (rougir, présent).

Slide 15 - Open question

Voca chapitre 2
Pak p. 86 + 87 van je boek!

Slide 16 - Slide

mannelijke woorden

Slide 17 - Mind map

vrouwelijke woorden

Slide 18 - Mind map

bijvoeglijke naamwoorden

Slide 19 - Mind map

werkwoorden

Slide 20 - Mind map

se reposer =

Slide 21 - Open question

il faut =

Slide 22 - Open question

sortir =

Slide 23 - Open question

polluant(e) =

Slide 24 - Open question

het hoofd =

Slide 25 - Open question

ten eerste =

Slide 26 - Open question

de vrije tijd =

Slide 27 - Open question

de ingang =

Slide 28 - Open question

Zinnen - p. 88

Slide 29 - Slide

Vertaal:

's Ochtends slaap ik uit.

Slide 30 - Open question

Vertaal:

Wat is jouw lievelingsserie?

Slide 31 - Open question

Vertaal:

Ik vind het leuk om te sporten.

Slide 32 - Open question

Vertaal:

Wat vind je niet leuk om te doen?

Slide 33 - Open question

St Malo

Slide 34 - Mind map

Évaluation 1: hoe bepaal je of je au/à la/à l'/aux // du/de l'/de la/des gebruikt?

Slide 35 - Open question

Évaluation 2: hoe scoor je makkelijk punten bij de Taaldorpopdrachten op het CP?

Slide 36 - Open question

Évaluation 3: welke uitgangen leer je voor de werkwoorden op -ir?

Slide 37 - Open question

Évaluation 4: welke steekwoorden onthoud je over St Malo?

Slide 38 - Open question

Préparation CP2
  • Ik kan zeggen dat ik ergens heen ga of dat iets van iets of iemand is (au/aux en du/des).

  • Ik kan de werkwoorden op -ir gebruiken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd.

  • Ik kan woorden over vrije tijd herkennen en gebruiken.

  • Ik ken Franse zinnen waarmee ik op een Franse markt iets kan proeven en kopen (A2).

  • Ik kan in het Nederlands vertellen over St Malo.

Slide 39 - Slide

Merci
et bonne chance !

Slide 40 - Slide