Zinsdelen - NG klas 2

Starttaak (maak in je schrift)

Onderstreep de PV en benoem het WG, O, LV, MV en BWB
1. Onze docente Nederlands geeft ons nu deze opdracht. 
2. Ze had deze week een loopneus.
3. Ze gaf 2E vanuit huis dezelfde opdracht.
4. Haar honden vonden het wel gezellig!

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Starttaak (maak in je schrift)

Onderstreep de PV en benoem het WG, O, LV, MV en BWB
1. Onze docente Nederlands geeft ons nu deze opdracht. 
2. Ze had deze week een loopneus.
3. Ze gaf 2E vanuit huis dezelfde opdracht.
4. Haar honden vonden het wel gezellig!

Slide 1 - Slide

En? Kijk de zinnen zelf even na
Onze docente Nederlands | geeft | ons | nu | deze opdracht.
                        O                                 WG       MV    BWB             LV
        
Ze | had | deze week | een loopneus.
 O      WG           BWB                   LV

Ze | gaf | 2E | vanuit huis | dezelfde opdracht.
O       WG  MV            BWB                       LV

Haar honden | vonden | het | wel gezellig!
          O                    WG         LV             BWB






Slide 2 - Slide

Wie had alles goed?

Slide 3 - Slide

En doooorrrrr
Naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Lesdoelen


1.  Ik weet wat het naamwoordelijk gezegde is

2. Ik kan in een zin het gezegde (NG of WG) benoemen

Slide 5 - Slide

De stappen om het gezegde te bepalen



1. ALTIJD eerst PV onderstrepen
2. Staan er nog meer werkwoorden in de zin?
3. Wat is het belangrijkste werkwoord?
4. Is het belangrijkste werkwoord een vorm van:
              WORDEN,   ZIJN,  BLIJVEN?
    JA? --> Dan een naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

NOTEER DE VERLEDEN TIJD VAN HET WERKWOORD: 'ZIJN'
IK..... JIJ...... HIJ....WIJ...JULLIE...ZIJ...

Slide 7 - Open question

EN HET VOLTOOID DEELWOORD VAN 'ZIJN'
WIJ ZIJN......

Slide 8 - Open question

Naamwoordelijk gezegde

Het NG bestaat uit twee delen:
         1.  het werkwoordelijk deel (alle werkwoorden in de zin)
         2. het naamwoordelijk deel (het O IS/WORDT/ BLIJFT iets)

Bijvoorbeeld: De docent is verkouden.
stap 1 - zoek de PV (IS de docent verkouden? Dus is = PV)
stap 2 - staan er meer werkwoorden in de zin? Nee, dus IS = belangrijkste werkwoord
stap 3 - IS = een vorm van ZIJN dus een NG
stap 4 - WWD = IS en NWD = verkouden --> NG = is verkouden

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 10 - Slide

Het onderwerp doet iets

= werkwoordelijk gezegde


Het onderwerp is / wordt / blijft iets

= naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 12 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 13 - Slide

Ik blijf voor altijd in Canada wonen.


Margje Woodrow werd een bekende schrijfster.

Slide 14 - Slide

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quiz

Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quiz

De druk op de werknemers is de laatste jaren flink toegenomen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quiz

Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quiz

Jongens kunnen harder lopen dan meisjes.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
blijft
B
de afwas blijft
C
de afwas blijft vervelend
D
blijft vervelend

Slide 23 - Quiz

Maak nu opdracht 6 uit het moduleboekje grammatica

Slide 24 - Slide