woensdag 4-10-2023

het ding
  • een voorwerp
  • het ding - de dingen
  • zin: Als ik ga schrijven heb ik twee dingen nodig: een potlood en een papier. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

het ding
  • een voorwerp
  • het ding - de dingen
  • zin: Als ik ga schrijven heb ik twee dingen nodig: een potlood en een papier. 

Slide 1 - Slide

door
  • van de ene kant naar de andere kant 
  • zin: Ik gooi de bal door het net.
  • zin: Ik loop door de deur naar buiten.
17

Slide 2 - Slide

echt
  • de waarheid
  • geen "fake"
  • zin: Echt waar! 
  • zin: Deze diamant is echt.
18

Slide 3 - Slide

fijn
  • prettig
  • een goed gevoel
  • zin: Ik heb een fijn huis.
  • zin: Ik voel me fijn bij jou.
  • zin: Fijn weekend!
19

Slide 4 - Slide

gebruiken
  • er mee omgaan
  • werkwoord
  • zin: Mag ik jouw pen gebruiken?
  • zin: Ik gebruik mijn telefoon om te bellen. 
20

Slide 5 - Slide

het geluid
  • Iets wat je kunt horen
  • het geluid - de geluiden 
  • zin: Ik hoor een hard geluid.
  • zin: De vogel zingt; dat is een mooi geluid.
21

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

gelukkig
  • een blij gevoel
  • een tevreden gevoel
  • zin: Ik ben gelukkig als ik zing.
  • zin: Wat maakt je gelukkig
22

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

het gordijn
  • een stuk stof wat voor het raam hangt.
  • het gordijn - de gordijnen
  • zin: Ik doe het gordijn open. 
  • zin: Als het gordijn dicht is, is het donker.
23

Slide 10 - Slide

Een kip is een ..................
De kip is ........... als hij een ei legt.
Het ei is een ......................
A
dier - blij - dier
B
dier - blij - ding
C
ding - blij - ding
D
dier - buiten - dier

Slide 11 - Quiz

Ik ga ......... de deur naar het lokaal.

Slide 12 - Open question

timer
1:30
Wat is echt?

Slide 13 - Mind map

Wat vind jij fijn?

Slide 14 - Open question

A - Mijn broer ............... geen suiker in zijn koffie.
B - Jij .................. veel papier!
C - Zij ...................... veel shampoo.
A
A - gebruikt B - gebruikt C - gebruiken
B
A - gebruikt B - gebruik C - gebruiken
C
A - gebruikt B - gebruik C - gebruiken
D
A - gebruikt B - gebruikt C - gebruikt

Slide 15 - Quiz

De bel maakt een heel hard ..........
A
Geluid
B
Tril
C
Lawaai
D
Bel

Slide 16 - Quiz

Ik ga ......... de deur naar ............ en ben dan ......... een ...........
A
in - binnen - in - huis
B
door - binnen - in - gebouw
C
door - buiten - in - huis
D
door - buiten - buiten - huis

Slide 17 - Quiz

Wanneer ben jij gelukkig?

Slide 18 - Open question

Maak een zin met:
gordijn
Dag 3
23

Slide 19 - Open question