This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom
Spelling
Meervoud -s, verkleinwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
Nederlands
Slide 1 - Slide
Lesprogramma
Herhaling spellingregels
Spelling Quiz
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
ken je spellingregels voor meervoud -s, meervoud op en, meervoud op ee en ie, verkleinwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voor 's aan het begin van een woord
Slide 3 - Slide
Bijvoegelijke naamwoorden
Zegt iets over het zelfstandige naamwoord (kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort)
De-woorden + e (ook bij een)
Het-woorden + e (bij een zonder -e)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden+ en
Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn: Wat is / zijn + zelfstandig naamwoord?
Wat is de band? > van rubber. Wat zijn de leerlingen? > rustig
Er zijn ook uitzonderingen! Kijk maar eens naar de voorbeelden:
de polyester trui
het plastic tasje
Je ziet dat deze stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en eindigen. Dat komt meestal omdat het om nieuwere stoffen gaat, die de mens zelf heeft uitgevonden. De woorden ‘plastic’ en ‘polyester’ zijn daar voorbeelden van. We geven je nog wat voorbeelden:
het aluminium bootje
een nylon touw
de latex handschoenen
Slide 4 - Slide
De gele, nieuwe, katoenen bank
Een gele, nieuwe, katoenen bank
De lieve, zachte pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembed.
Een vol, klein zwembad.
De ronde, zilveren ring
Een ronde, zilveren ring
Slide 5 - Slide
Meervoud op -en
De -en als er geen probleem voor de uitspraak ontstaat.
Om foute uitspraak te voorkomen:
laatste letter verdubbelen
klinker weglaten (a, e o, u)
f veranderen in v
s veranderen in z
Slide 6 - Slide
Meervoud op -s
De -s als er geen probleem voor de uitspraak ontstaat.
De 's om foute uitspraak te voorkomen, bij afkortingen en woorden die op de klanken I, O, U, A, Y eindigen.
Slide 7 - Slide
Meervoud op ee en ie
Enkelvoud -ee: meervoud met s of met ën
Enkelvoud op ie:
klemtoon op ie: ieën
Klemtoon niet op ie: iën
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Verkleinwoorden
Na een open klank aparte schrijfwijze.
De -i > ie: taxi > taxietje bikini > bikinietje
-a, -é, -o, -u krijg je een verdubbeling van de klinker: auto > autootje
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's
Slide 12 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
kiwies
B
kiwi's
C
kiwiën
D
kiwis
Slide 13 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
fopcadeaus
B
fopcadeau's
Slide 14 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
felicitaties
B
felicitatie's
Slide 15 - Quiz
Wat is het goede verkleinwoord van bikini?
A
bikinietje
B
bikinitje
Slide 16 - Quiz
Wat is het goede verkleinwoord van accu?
A
accu'tje
B
accuutje
C
accutje
D
accu-tje
Slide 17 - Quiz
Wat is het goede verkleinwoord van baby?
A
baby'tje
B
babytje
C
babietje
D
baby-tje
Slide 18 - Quiz
Wat is het goede verkleinwoord van ski?
A
skitje
B
skietje
C
ski'tje
D
ski-tje
Slide 19 - Quiz
Wat is het goede verkleinwoord van opa?
A
opatje
B
opa'tje
C
opaatje
Slide 20 - Quiz
Verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en cafeetje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje
Slide 21 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van radio?
Slide 22 - Open question
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot
Slide 23 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone
Slide 24 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren
Slide 25 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden
Slide 26 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Tegenwoordig gebruikt men zijde niet meer zo vaak, maar is er vaker (nylon) kleding.
A
nylon
B
nylonen
Slide 27 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
Slide 28 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
In de middeleeuwen vochten de ridders met (ijzer) zwaarden.
A
ijzer
B
ijzeren
Slide 29 - Quiz
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 30 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Slide 31 - Open question
Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen / bekijken
meer voorbeelden krijgen / zoeken
meer oefeningen maken op de Portal
aan de slag met de spellingpresentatie voor trede 16